Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opfleuren (to perk up) conjugation

Dutch
6 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fleur op
fleurt op
fleurt op
fleuren op
fleuren op
fleuren op
Present perfect tense
heb opgefleurd
hebt opgefleurd
heeft opgefleurd
hebben opgefleurd
hebben opgefleurd
hebben opgefleurd
Past tense
fleurde op
fleurde op
fleurde op
fleurden op
fleurden op
fleurden op
Future tense
zal opfleuren
zult opfleuren
zal opfleuren
zullen opfleuren
zullen opfleuren
zullen opfleuren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opfleuren
zou opfleuren
zou opfleuren
zouden opfleuren
zouden opfleuren
zouden opfleuren
Subjunctive mood
fleure op
fleure op
fleure op
fleure op
fleure op
fleure op
Past perfect tense
had opgefleurd
had opgefleurd
had opgefleurd
hadden opgefleurd
hadden opgefleurd
hadden opgefleurd
Future perf.
zal opgefleurd hebben
zal opgefleurd hebben
zal opgefleurd hebben
zullen opgefleurd hebben
zullen opgefleurd hebben
zullen opgefleurd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgefleurd hebben
zou opgefleurd hebben
zou opgefleurd hebben
zouden opgefleurd hebben
zouden opgefleurd hebben
zouden opgefleurd hebben
Present bijzin tense
opfleur
opfleurt
opfleurt
opfleuren
opfleuren
opfleuren
Past bijzin tense
opfleurde
opfleurde
opfleurde
opfleurden
opfleurden
opfleurden
Future bijzin tense
zal opfleuren
zult opfleuren
zal opfleuren
zullen opfleuren
zullen opfleuren
zullen opfleuren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opfleuren
zou opfleuren
zou opfleuren
zouden opfleuren
zouden opfleuren
zouden opfleuren
Subjunctive bijzin mood
opfleure
opfleure
opfleure
opfleure
opfleure
opfleure
Du
Ihr
Imperative mood
fleur op
fleurt op

Examples of opfleuren

Example in DutchTranslation in English
Opfleuren, moet opfleuren.Gotta perk up, gotta perk up.
ofwel ga je naar bed, of je fleurt op.You either go upstairs to bed, or you perk up.
Ik fleurde op.I perked up.
Je fleurde op toen ik haar naam zei.You perked up when I mentioned her name.
Weet je wat dit snoeperige scherm opfleurt?Do you know what would perk up this candy-ass display?
Ik denk niet dat ik opfleurde.I don't... I don't think I perked up. You did perk up.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opsleuren
do
opspeuren
sleuth

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'perk up':

None found.