Opbeuren (to cheer) conjugation

Dutch
12 examples

Conjugation of opbeuren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
beur op
I cheer
beurt op
you cheer
beurt op
he/she/it cheers
beuren op
we cheer
beuren op
you all cheer
beuren op
they cheer
Present perfect tense
heb opgebeurd
I have cheered
hebt opgebeurd
you have cheered
heeft opgebeurd
he/she/it has cheered
hebben opgebeurd
we have cheered
hebben opgebeurd
you all have cheered
hebben opgebeurd
they have cheered
Past tense
beurde op
I cheered
beurde op
you cheered
beurde op
he/she/it cheered
beurden op
we cheered
beurden op
you all cheered
beurden op
they cheered
Future tense
zal opbeuren
I will cheer
zult opbeuren
you will cheer
zal opbeuren
he/she/it will cheer
zullen opbeuren
we will cheer
zullen opbeuren
you all will cheer
zullen opbeuren
they will cheer
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opbeuren
I would cheer
zou opbeuren
you would cheer
zou opbeuren
he/she/it would cheer
zouden opbeuren
we would cheer
zouden opbeuren
you all would cheer
zouden opbeuren
they would cheer
Subjunctive mood
beure op
I cheer
beure op
you cheer
beure op
he/she/it cheer
beure op
we cheer
beure op
you all cheer
beure op
they cheer
Past perfect tense
had opgebeurd
I had cheered
had opgebeurd
you had cheered
had opgebeurd
he/she/it had cheered
hadden opgebeurd
we had cheered
hadden opgebeurd
you all had cheered
hadden opgebeurd
they had cheered
Future perf.
zal opgebeurd hebben
I will have cheered
zal opgebeurd hebben
you will have cheered
zal opgebeurd hebben
he/she/it will have cheered
zullen opgebeurd hebben
we will have cheered
zullen opgebeurd hebben
you all will have cheered
zullen opgebeurd hebben
they will have cheered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgebeurd hebben
I would have cheered
zou opgebeurd hebben
you would have cheered
zou opgebeurd hebben
he/she/it would have cheered
zouden opgebeurd hebben
we would have cheered
zouden opgebeurd hebben
you all would have cheered
zouden opgebeurd hebben
they would have cheered
Present bijzin tense
opbeur
I cheer
opbeurt
you cheer
opbeurt
he/she/it cheers
opbeuren
we cheer
opbeuren
you all cheer
opbeuren
they cheer
Past bijzin tense
opbeurde
I cheered
opbeurde
you cheered
opbeurde
he/she/it cheered
opbeurden
we cheered
opbeurden
you all cheered
opbeurden
they cheered
Future bijzin tense
zal opbeuren
I will cheer
zult opbeuren
you will cheer
zal opbeuren
he/she/it will cheer
zullen opbeuren
we will cheer
zullen opbeuren
you all will cheer
zullen opbeuren
they will cheer
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opbeuren
I would cheer
zou opbeuren
you would cheer
zou opbeuren
he/she/it would cheer
zouden opbeuren
we would cheer
zouden opbeuren
you all would cheer
zouden opbeuren
they would cheer
Subjunctive bijzin mood
opbeure
I cheer
opbeure
you cheer
opbeure
he/she/it cheer
opbeure
we cheer
opbeure
you all cheer
opbeure
they cheer
Du
Ihr
Imperative mood
beur op
cheer
beurt op
cheer

Examples of opbeuren

Example in DutchTranslation in English
- Ga mee, ze zijn aardig, ze zullen je opbeuren.Come, they're a good bunch, they'll cheer you up.
- Ik wou de ouwe zuurpruim wat opbeuren.- Maybe I can cheer up the old sourpuss.
- Kom, Tony, het zal je opbeurenCome on, Tony, it'll cheer you up.
- Precies. Bedankt voor het opbeuren.Thanks for cheering me up.
- We komen je wat opbeuren.What am I doing here? I come to cheer you up, man.
Dit gesprek heeft mij een heel eind opgebeurd.This conversation's cheered me up no end.
-Fijn dat je me opbeurt.Thanks for cheering me up:
Als het je opbeurt mag je me eruit helpen.Well, if it will cheer you up, you can help me out of it.
Dan hoop ik dit nieuws u opbeurt.Well, I very much hope I am ringing with news that will cheer you.
Fijn dat je me zo opbeurt.And thanks for cheering me up.
Ik ben degene die haar opbeurt.I'm the one that cheers her up.
Wat hem opbeurde was die prachtige dame in rood aan de overkant... waarvan het leven steeds aantrekkelijker werd achter haar raam.All that cheered him up was the beautiful creature in red across the way, whose life grew increasingly tantalizing behind her windowpane.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gebeuren
happen
labeuren
do
opbellen
call
opbergen
call
opsturen
send

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cheer':

None found.
Learning languages?