Opbergen (to call) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of opbergen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
berg op
I call
bergt op
you call
bergt op
he/she/it calls
bergen op
we call
bergen op
you all call
bergen op
they call
Present perfect tense
heb opgeborgen
I have called
hebt opgeborgen
you have called
heeft opgeborgen
he/she/it has called
hebben opgeborgen
we have called
hebben opgeborgen
you all have called
hebben opgeborgen
they have called
Past tense
borg op
I called
borg op
you called
borg op
he/she/it called
borgen op
we called
borgen op
you all called
borgen op
they called
Future tense
zal opbergen
I will call
zult opbergen
you will call
zal opbergen
he/she/it will call
zullen opbergen
we will call
zullen opbergen
you all will call
zullen opbergen
they will call
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opbergen
I would call
zou opbergen
you would call
zou opbergen
he/she/it would call
zouden opbergen
we would call
zouden opbergen
you all would call
zouden opbergen
they would call
Subjunctive mood
berge op
I call
berge op
you call
berge op
he/she/it call
berge op
we call
berge op
you all call
berge op
they call
Past perfect tense
had opgeborgen
I had called
had opgeborgen
you had called
had opgeborgen
he/she/it had called
hadden opgeborgen
we had called
hadden opgeborgen
you all had called
hadden opgeborgen
they had called
Future perf.
zal opgeborgen hebben
I will have called
zal opgeborgen hebben
you will have called
zal opgeborgen hebben
he/she/it will have called
zullen opgeborgen hebben
we will have called
zullen opgeborgen hebben
you all will have called
zullen opgeborgen hebben
they will have called
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeborgen hebben
I would have called
zou opgeborgen hebben
you would have called
zou opgeborgen hebben
he/she/it would have called
zouden opgeborgen hebben
we would have called
zouden opgeborgen hebben
you all would have called
zouden opgeborgen hebben
they would have called
Present bijzin tense
opberg
I call
opbergt
you call
opbergt
he/she/it calls
opbergen
we call
opbergen
you all call
opbergen
they call
Past bijzin tense
opborg
I called
opborg
you called
opborg
he/she/it called
opborgen
we called
opborgen
you all called
opborgen
they called
Future bijzin tense
zal opbergen
I will call
zult opbergen
you will call
zal opbergen
he/she/it will call
zullen opbergen
we will call
zullen opbergen
you all will call
zullen opbergen
they will call
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opbergen
I would call
zou opbergen
you would call
zou opbergen
he/she/it would call
zouden opbergen
we would call
zouden opbergen
you all would call
zouden opbergen
they would call
Subjunctive bijzin mood
opberge
I call
opberge
you call
opberge
he/she/it call
opberge
we call
opberge
you all call
opberge
they call
Du
Ihr
Imperative mood
berg op
call
bergt op
call

Examples of opbergen

Example in DutchTranslation in English
"de grap is deze schede graag... "iedere vette zwaard wilt, die het maar kan opbergen."- "...the joke of it all is that his scabbard calls for any puffs sword he can stow."
Als u zo doorgaat belt Mr. Werthan dadelijk een dokter... en die laat u binnen de kortste keren opbergen in het gesticht.You keep this up and Mr. Werthan's going to call that doctor on you. Just as sure as you born, that doctor is going to have you out in that asylum.
Je moet ze opbergen op rekeningnummer, niet op alfabet.It's supposed to filed by number the account number, not alphabetically
En iets riep me om verder de berg op te gaan.And something called me on to seek further up the mountain.
Mijn voorvaderen verscholen zich in deze bergen op 'n scherpe rots genaamd Torrecastro.My ancestors made a stand in these mountains at a hard rock we call Torrecastro.
Wil je nog andere gesprekken maken voor ik hem opberg?Any other calls you need to make before I lock it up?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opbellen
call
opbeuren
cheer

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ontsmetten
disinfect
ontvlechten
unbundle
ontvlekken
despeckle
ontzuren
do
onweren
thunder
opbellen
call
opbeuren
cheer
opbinden
bind up
opdoemen
loom
opdreunen
chant

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'call':

None found.
Learning languages?