Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Knapperen (to crackle) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
knapper
knappert
knappert
knapperen
knapperen
knapperen
Present perfect tense
heb geknapperd
hebt geknapperd
heeft geknapperd
hebben geknapperd
hebben geknapperd
hebben geknapperd
Past tense
knapperde
knapperde
knapperde
knapperden
knapperden
knapperden
Future tense
zal knapperen
zult knapperen
zal knapperen
zullen knapperen
zullen knapperen
zullen knapperen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou knapperen
zou knapperen
zou knapperen
zouden knapperen
zouden knapperen
zouden knapperen
Subjunctive mood
knappere
knappere
knappere
knappere
knappere
knappere
Past perfect tense
had geknapperd
had geknapperd
had geknapperd
hadden geknapperd
hadden geknapperd
hadden geknapperd
Future perf.
zal geknapperd hebben
zal geknapperd hebben
zal geknapperd hebben
zullen geknapperd hebben
zullen geknapperd hebben
zullen geknapperd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geknapperd hebben
zou geknapperd hebben
zou geknapperd hebben
zouden geknapperd hebben
zouden geknapperd hebben
zouden geknapperd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
knapper
knappert

Examples of knapperen

Example in DutchTranslation in English
Ik ga een met sneeuw bedekt chalet opzoeken... een warm klein vrouwtje, knapperend houtvuur en skiën.I'm gonna find a nice snow-covered chalet... warm little woman, crackling fire, and ski.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

flapperen
flap
frapperen
frank
klapperen
chatter
klepperen
clatter
knipperen
blink
knisperen
crackle

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'crackle':

None found.