Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Instrueren (to instruct) conjugation

Dutch
26 examples

Conjugation of instrueren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
instrueer
I instruct
instrueert
you instruct
instrueert
he/she/it instructs
instrueren
we instruct
instrueren
you all instruct
instrueren
they instruct
Present perfect tense
heb geïnstrueerd
I have instructed
hebt geïnstrueerd
you have instructed
heeft geïnstrueerd
he/she/it has instructed
hebben geïnstrueerd
we have instructed
hebben geïnstrueerd
you all have instructed
hebben geïnstrueerd
they have instructed
Past tense
instrueerde
I instructed
instrueerde
you instructed
instrueerde
he/she/it instructed
instrueerden
we instructed
instrueerden
you all instructed
instrueerden
they instructed
Future tense
zal instrueren
I will instruct
zult instrueren
you will instruct
zal instrueren
he/she/it will instruct
zullen instrueren
we will instruct
zullen instrueren
you all will instruct
zullen instrueren
they will instruct
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou instrueren
I would instruct
zou instrueren
you would instruct
zou instrueren
he/she/it would instruct
zouden instrueren
we would instruct
zouden instrueren
you all would instruct
zouden instrueren
they would instruct
Subjunctive mood
instruere
I instruct
instruere
you instruct
instruere
he/she/it instruct
instruere
we instruct
instruere
you all instruct
instruere
they instruct
Past perfect tense
had geïnstrueerd
I had instructed
had geïnstrueerd
you had instructed
had geïnstrueerd
he/she/it had instructed
hadden geïnstrueerd
we had instructed
hadden geïnstrueerd
you all had instructed
hadden geïnstrueerd
they had instructed
Future perf.
zal geïnstrueerd hebben
I will have instructed
zal geïnstrueerd hebben
you will have instructed
zal geïnstrueerd hebben
he/she/it will have instructed
zullen geïnstrueerd hebben
we will have instructed
zullen geïnstrueerd hebben
you all will have instructed
zullen geïnstrueerd hebben
they will have instructed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnstrueerd hebben
I would have instructed
zou geïnstrueerd hebben
you would have instructed
zou geïnstrueerd hebben
he/she/it would have instructed
zouden geïnstrueerd hebben
we would have instructed
zouden geïnstrueerd hebben
you all would have instructed
zouden geïnstrueerd hebben
they would have instructed
Du
Ihr
Imperative mood
instrueer
instruct
instrueert
instruct

Examples of instrueren

Example in DutchTranslation in English
- Is 't niet uw bedoeling om ze te instrueren?- Is it not your intention to instruct them?
- Officier Sun, ik zal je instrueren.I will instruct you through the process.
Aleme zal u instrueren, Mr. Shaft.Aleme has come to instruct you, Mr. Shaft.
Alleen de president zou jou moeten instrueren wat jij moet doen.The President alone should instruct you on what you are to pursue.
Bij deze firma, we instrueren, adviseren wij, we bestellen, we moeten, maar wij niet "zal."At this firm, we instruct, we advise, we order, we must, but we do not "shall."
- Bedankt raadsvrouw, instrueer mij niet.I'll thank you, counselor, not to instruct me.
- Nee, Del, alstublieft instrueer Mr. Pratt dat dit geen je-doet-maar is.No, Del, please instruct Mr. Pratt this is not a free-for-all.
- Toegestaan. Allebei, ik instrueer de jury om zowel de verklaring van de detective als die van de verdediging te negeren.Both of you, I'm instructing the jury to disregard both detectives' and the defense's statements.
Als jullie dit niet hoe instrueer je dan de voetsoldaten?' on my order? If you retainers cannot however will you instruct the foot soldiers?
Edelachtbare, alstublieft instrueer mijn tegenpartij te gaan zitten en rustig te zijn.Your honor, please instruct my opposing counsel to sit down and be quiet.
- Maar... Stap negen van de 12 stappen instrueert ons om het goed te maken.But... step nine of the 12 steps instructs us to make amends.
Admiraal, instrueert u de getuige ja of nee te antwoorden op de vraag.Admiral I ask that the witness be instructed to answer the question "yes" or "no."
Eens per jaar, instrueert hij de opruimingsdienst om de plek te slopen.Once a year, he instructs the bomb squad guys to demolish the place.
Ervan uitgaande dat mr Andrews de DA instrueert de zaak tegen Ellie te laten vallen.Assuming Mr. Andrews instructs the DA to drop the case against Ellie.
Het is goed, kind. Prudie instrueert je.It's all right, child - Prudie'll instruct 'ee.
- Ik heb gedaan zoals geïnstrueerd.I did as instructed.
- Ik werd geïnstrueerd om hen te vragen te vertrekken.I was instructed to ask them to move along.
- Precies zoals geïnstrueerd.- Precisely as instructed.
Alle beschikbare eenheden, ga naar de Beacon Hills Preserve zoals geïnstrueerd.All available units proceed to beacon hills preserve as instructed.
Als ik hier niet over tien minuten naar buiten loop... zijn mijn mensen geïnstrueerd om de FBI in te schakelen.If I don't walk out of here in ten minutes, my people are instructed to call the F.B.I.
De bron instrueerde me om een air-gappend computer te kopen, een computer die nooit is aangesloten op het internet.The source instructed me to buy an air-gapped computer, a computer that's never been hooked up to the Internet.
De minister president instrueerdePrime Minister instructed
De wachters hebben hun bewaking verdubbeld, zoals u instrueerde.The Rangers have doubled their watch as you instructed.
Dit instrueerde hoe de clerus vrijdenkende vrouwen... kon opsporen, folteren en doden.It instructed the clergy on how to locate, torture and kill all freethinking women.
Hij heeft zo ook een videoband achtergelaten... waar hij mij voor instrueerde om het af te spelen.He also left a videotape That he instructed me to play for you.
Voor zover we weten waren het de Ori die hem instrueerden om onze vastberadenheid te verzwakken.For all we know, it was the Ori who instructed him to try to weaken our resolve.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

adstrueren
do
destrueren
do
insinueren
insinuate
instigeren
agree
instuderen
rehearse
obstrueren
obstruct

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'instruct':

None found.