Instigeren (to agree) conjugation

Dutch

Conjugation of instigeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
instigeer
I agree
instigeert
you agree
instigeert
he/she/it agrees
instigeren
we agree
instigeren
you all agree
instigeren
they agree
Present perfect tense
heb geïnstigeerd
I have agreed
hebt geïnstigeerd
you have agreed
heeft geïnstigeerd
he/she/it has agreed
hebben geïnstigeerd
we have agreed
hebben geïnstigeerd
you all have agreed
hebben geïnstigeerd
they have agreed
Past tense
instigeerde
I agreed
instigeerde
you agreed
instigeerde
he/she/it agreed
instigeerden
we agreed
instigeerden
you all agreed
instigeerden
they agreed
Future tense
zal instigeren
I will agree
zult instigeren
you will agree
zal instigeren
he/she/it will agree
zullen instigeren
we will agree
zullen instigeren
you all will agree
zullen instigeren
they will agree
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou instigeren
I would agree
zou instigeren
you would agree
zou instigeren
he/she/it would agree
zouden instigeren
we would agree
zouden instigeren
you all would agree
zouden instigeren
they would agree
Subjunctive mood
instigere
I agree
instigere
you agree
instigere
he/she/it agree
instigere
we agree
instigere
you all agree
instigere
they agree
Past perfect tense
had geïnstigeerd
I had agreed
had geïnstigeerd
you had agreed
had geïnstigeerd
he/she/it had agreed
hadden geïnstigeerd
we had agreed
hadden geïnstigeerd
you all had agreed
hadden geïnstigeerd
they had agreed
Future perf.
zal geïnstigeerd hebben
I will have agreed
zal geïnstigeerd hebben
you will have agreed
zal geïnstigeerd hebben
he/she/it will have agreed
zullen geïnstigeerd hebben
we will have agreed
zullen geïnstigeerd hebben
you all will have agreed
zullen geïnstigeerd hebben
they will have agreed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnstigeerd hebben
I would have agreed
zou geïnstigeerd hebben
you would have agreed
zou geïnstigeerd hebben
he/she/it would have agreed
zouden geïnstigeerd hebben
we would have agreed
zouden geïnstigeerd hebben
you all would have agreed
zouden geïnstigeerd hebben
they would have agreed
Du
Ihr
Imperative mood
instigeer
agree
instigeert
agree

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

castigeren
do
instrueren
instruct
instuderen
rehearse
intrigeren
intrigue

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'agree':

None found.
Learning languages?