Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

inleggen

to pickle

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of inleggen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
leg in
I pickle
legt in
you pickle
legt in
he/she/it pickles
leggen in
we pickle
leggen in
you all pickle
leggen in
they pickle
Present perfect tense
heb ingelegd
I have pickled
hebt ingelegd
you have pickled
heeft ingelegd
he/she/it has pickled
hebben ingelegd
we have pickled
hebben ingelegd
you all have pickled
hebben ingelegd
they have pickled
Past tense
legde in
I pickled
legde in
you pickled
legde in
he/she/it pickled
legden in
we pickled
legden in
you all pickled
legden in
they pickled
Future tense
zal inleggen
I will pickle
zult inleggen
you will pickle
zal inleggen
he/she/it will pickle
zullen inleggen
we will pickle
zullen inleggen
you all will pickle
zullen inleggen
they will pickle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou inleggen
I would pickle
zou inleggen
you would pickle
zou inleggen
he/she/it would pickle
zouden inleggen
we would pickle
zouden inleggen
you all would pickle
zouden inleggen
they would pickle
Subjunctive mood
legge in
I pickle
legge in
you pickle
legge in
he/she/it pickle
legge in
we pickle
legge in
you all pickle
legge in
they pickle
Past perfect tense
had ingelegd
I had pickled
had ingelegd
you had pickled
had ingelegd
he/she/it had pickled
hadden ingelegd
we had pickled
hadden ingelegd
you all had pickled
hadden ingelegd
they had pickled
Future perf.
zal ingelegd hebben
I will have pickled
zal ingelegd hebben
you will have pickled
zal ingelegd hebben
he/she/it will have pickled
zullen ingelegd hebben
we will have pickled
zullen ingelegd hebben
you all will have pickled
zullen ingelegd hebben
they will have pickled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingelegd hebben
I would have pickled
zou ingelegd hebben
you would have pickled
zou ingelegd hebben
he/she/it would have pickled
zouden ingelegd hebben
we would have pickled
zouden ingelegd hebben
you all would have pickled
zouden ingelegd hebben
they would have pickled
Present bijzin tense
inleg
I pickle
inlegt
you pickle
inlegt
he/she/it pickles
inleggen
we pickle
inleggen
you all pickle
inleggen
they pickle
Past bijzin tense
inlegde
I pickled
inlegde
you pickled
inlegde
he/she/it pickled
inlegden
we pickled
inlegden
you all pickled
inlegden
they pickled
Future bijzin tense
zal inleggen
I will pickle
zult inleggen
you will pickle
zal inleggen
he/she/it will pickle
zullen inleggen
we will pickle
zullen inleggen
you all will pickle
zullen inleggen
they will pickle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou inleggen
I would pickle
zou inleggen
you would pickle
zou inleggen
he/she/it would pickle
zouden inleggen
we would pickle
zouden inleggen
you all would pickle
zouden inleggen
they would pickle
Subjunctive bijzin mood
inlegge
I pickle
inlegge
you pickle
inlegge
he/she/it pickle
inlegge
we pickle
inlegge
you all pickle
inlegge
they pickle
Du
Ihr
Imperative mood
leg in
pickle
legt in
pickle

Examples of inleggen

Vertel me... wiens lichaam ik ga inleggen.

Tell me whose body I'm going to pickle

Alles wat ik kan doen voordat Popov ingelegd opduikt.

Everything I can before Popov shows up pickled.

Dat etentje is voor mij, ingelegd vrouwmens.

That dinner is mine you sad, pickled woman!

Ik had wel 3 dollar over voor een buffeltong ingelegd in olie.

I'd pay 3 dollars for a pickled buffalo tongue.

Koud en ingelegd?

Cold and pickled?

Further details about this page

LOCATION

RELATED PAGES