Implementeren (to implant) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of implementeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
implementeer
I implant
implementeert
you implant
implementeert
he/she/it implants
implementeren
we implant
implementeren
you all implant
implementeren
they implant
Present perfect tense
heb geïmplementeerd
I have implanted
hebt geïmplementeerd
you have implanted
heeft geïmplementeerd
he/she/it has implanted
hebben geïmplementeerd
we have implanted
hebben geïmplementeerd
you all have implanted
hebben geïmplementeerd
they have implanted
Past tense
implementeerde
I implanted
implementeerde
you implanted
implementeerde
he/she/it implanted
implementeerden
we implanted
implementeerden
you all implanted
implementeerden
they implanted
Future tense
zal implementeren
I will implant
zult implementeren
you will implant
zal implementeren
he/she/it will implant
zullen implementeren
we will implant
zullen implementeren
you all will implant
zullen implementeren
they will implant
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou implementeren
I would implant
zou implementeren
you would implant
zou implementeren
he/she/it would implant
zouden implementeren
we would implant
zouden implementeren
you all would implant
zouden implementeren
they would implant
Subjunctive mood
implementere
I implant
implementere
you implant
implementere
he/she/it implant
implementere
we implant
implementere
you all implant
implementere
they implant
Past perfect tense
had geïmplementeerd
I had implanted
had geïmplementeerd
you had implanted
had geïmplementeerd
he/she/it had implanted
hadden geïmplementeerd
we had implanted
hadden geïmplementeerd
you all had implanted
hadden geïmplementeerd
they had implanted
Future perf.
zal geïmplementeerd hebben
I will have implanted
zal geïmplementeerd hebben
you will have implanted
zal geïmplementeerd hebben
he/she/it will have implanted
zullen geïmplementeerd hebben
we will have implanted
zullen geïmplementeerd hebben
you all will have implanted
zullen geïmplementeerd hebben
they will have implanted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïmplementeerd hebben
I would have implanted
zou geïmplementeerd hebben
you would have implanted
zou geïmplementeerd hebben
he/she/it would have implanted
zouden geïmplementeerd hebben
we would have implanted
zouden geïmplementeerd hebben
you all would have implanted
zouden geïmplementeerd hebben
they would have implanted
Du
Ihr
Imperative mood
implementeer
implant
implementeert
implant

Examples of implementeren

Example in DutchTranslation in English
Nudat we alle oude hardware hebben verwijderd, zijn we helemaal klaar om morgen de kooi te implementeren.Now we removed all the old hardware, and we're all set to implant the cage tomorrow.
Een van de veiligheidsrisico's als je bij iemand metaal implementeert zonder hun toestemming.We're lucky it didn't rupture a major organ. Just one of the safety hazards when you implant metal in someone without their consent.
Impulsen geïmplementeerd in je hersenen, naast de herinneringen aan een mooi eiland.- Impulses implanted in your brain right alongside memories of a beautiful island.
In de toekomst worden alle video's geïmplementeerd in onze hersenen.MELANIE: (SINGING) A-B-C-D-E-F... (WHISPERING) In the future, all video will be implanted in our brains.
Ja, ik plaats deze GLG-4000 in de pacemaker voor dat deze geïmplementeerd is.I'll place this GLG-4000 inside Ahmad's pacemaker before it's implanted.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

hertrouwen
remarry
hozen
bail
huwen
marry
hypnotiseren
hypnotise
hypothekeren
mortgage
implanteren
implant
impliceren
imply
inboren
drill in
inbranden
drill in
indammen
dam

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'implant':

None found.
Learning languages?