Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Hakkelen (to do) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hakkel
hakkelt
hakkelt
hakkelen
hakkelen
hakkelen
Present perfect tense
heb gehakkeld
hebt gehakkeld
heeft gehakkeld
hebben gehakkeld
hebben gehakkeld
hebben gehakkeld
Past tense
hakkelde
hakkelde
hakkelde
hakkelden
hakkelden
hakkelden
Future tense
zal hakkelen
zult hakkelen
zal hakkelen
zullen hakkelen
zullen hakkelen
zullen hakkelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou hakkelen
zou hakkelen
zou hakkelen
zouden hakkelen
zouden hakkelen
zouden hakkelen
Subjunctive mood
hakkele
hakkele
hakkele
hakkele
hakkele
hakkele
Past perfect tense
had gehakkeld
had gehakkeld
had gehakkeld
hadden gehakkeld
hadden gehakkeld
hadden gehakkeld
Future perf.
zal gehakkeld hebben
zal gehakkeld hebben
zal gehakkeld hebben
zullen gehakkeld hebben
zullen gehakkeld hebben
zullen gehakkeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gehakkeld hebben
zou gehakkeld hebben
zou gehakkeld hebben
zouden gehakkeld hebben
zouden gehakkeld hebben
zouden gehakkeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
hakkel
hakkelt

Examples of hakkelen

Example in DutchTranslation in English
Nou, hakkel dan niet, Delphine.Well, don't falter, Delphine.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bikkelen
do
hachelen
do
hakselen
do
handelen
act
haspelen
reel
hinkelen
hinder
kokkelen
do
kukkelen
do
mokkelen
do
pikkelen
do
sukkelen
whiz
tikkelen
do
tokkelen
strum
wikkelen
wrap

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.