Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Frotteren (to frown) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
frotteer
frotteert
frotteert
frotteren
frotteren
frotteren
Present perfect tense
heb gefrotteerd
hebt gefrotteerd
heeft gefrotteerd
hebben gefrotteerd
hebben gefrotteerd
hebben gefrotteerd
Past tense
frotteerde
frotteerde
frotteerde
frotteerden
frotteerden
frotteerden
Future tense
zal frotteren
zult frotteren
zal frotteren
zullen frotteren
zullen frotteren
zullen frotteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou frotteren
zou frotteren
zou frotteren
zouden frotteren
zouden frotteren
zouden frotteren
Subjunctive mood
frottere
frottere
frottere
frottere
frottere
frottere
Past perfect tense
had gefrotteerd
had gefrotteerd
had gefrotteerd
hadden gefrotteerd
hadden gefrotteerd
hadden gefrotteerd
Future perf.
zal gefrotteerd hebben
zal gefrotteerd hebben
zal gefrotteerd hebben
zullen gefrotteerd hebben
zullen gefrotteerd hebben
zullen gefrotteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefrotteerd hebben
zou gefrotteerd hebben
zou gefrotteerd hebben
zouden gefrotteerd hebben
zouden gefrotteerd hebben
zouden gefrotteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
frotteer
frotteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

fiatteren
authorize
flatteren
flatter
snotteren
snivel
stotteren
stutter
vlotteren
smooth tars

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

exposeren
exhibit
fietsen
cycle
fonceren
do
fonduen
fondue
formatteren
format
fractioneren
do
frequenteren
freewheel
fronsen
frown
fruiten
fry
ganneven
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'frown':

None found.