Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Fixeren (to affix) conjugation

Dutch

Conjugation of fixeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fixeer
I affix
fixeert
you affix
fixeert
he/she/it affixes
fixeren
we affix
fixeren
you all affix
fixeren
they affix
Present perfect tense
heb gefixeerd
I have affixed
hebt gefixeerd
you have affixed
heeft gefixeerd
he/she/it has affixed
hebben gefixeerd
we have affixed
hebben gefixeerd
you all have affixed
hebben gefixeerd
they have affixed
Past tense
fixeerde
I affixed
fixeerde
you affixed
fixeerde
he/she/it affixed
fixeerden
we affixed
fixeerden
you all affixed
fixeerden
they affixed
Future tense
zal fixeren
I will affix
zult fixeren
you will affix
zal fixeren
he/she/it will affix
zullen fixeren
we will affix
zullen fixeren
you all will affix
zullen fixeren
they will affix
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fixeren
I would affix
zou fixeren
you would affix
zou fixeren
he/she/it would affix
zouden fixeren
we would affix
zouden fixeren
you all would affix
zouden fixeren
they would affix
Subjunctive mood
fixere
I affix
fixere
you affix
fixere
he/she/it affix
fixere
we affix
fixere
you all affix
fixere
they affix
Past perfect tense
had gefixeerd
I had affixed
had gefixeerd
you had affixed
had gefixeerd
he/she/it had affixed
hadden gefixeerd
we had affixed
hadden gefixeerd
you all had affixed
hadden gefixeerd
they had affixed
Future perf.
zal gefixeerd hebben
I will have affixed
zal gefixeerd hebben
you will have affixed
zal gefixeerd hebben
he/she/it will have affixed
zullen gefixeerd hebben
we will have affixed
zullen gefixeerd hebben
you all will have affixed
zullen gefixeerd hebben
they will have affixed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefixeerd hebben
I would have affixed
zou gefixeerd hebben
you would have affixed
zou gefixeerd hebben
he/she/it would have affixed
zouden gefixeerd hebben
we would have affixed
zouden gefixeerd hebben
you all would have affixed
zouden gefixeerd hebben
they would have affixed
Du
Ihr
Imperative mood
fixeer
affix
fixeert
affix

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

faseren
phase
fêteren
do
fileren
fillet
fineren
finance
fuseren
act
laxeren
do
taxeren
appraise
vexeren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

essayeren
do
extrapoleren
do
federeren
fax
fiedelen
fiddle
finetunen
do
finishen
finish
fixen
fix
flabberen
do
floreren
be succesful
fluiten
flute

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'affix':

None found.