Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Diffameren (to defame) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
diffameer
diffameert
diffameert
diffameren
diffameren
diffameren
Present perfect tense
heb gediffameerd
hebt gediffameerd
heeft gediffameerd
hebben gediffameerd
hebben gediffameerd
hebben gediffameerd
Past tense
diffameerde
diffameerde
diffameerde
diffameerden
diffameerden
diffameerden
Future tense
zal diffameren
zult diffameren
zal diffameren
zullen diffameren
zullen diffameren
zullen diffameren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou diffameren
zou diffameren
zou diffameren
zouden diffameren
zouden diffameren
zouden diffameren
Subjunctive mood
diffamere
diffamere
diffamere
diffamere
diffamere
diffamere
Past perfect tense
had gediffameerd
had gediffameerd
had gediffameerd
hadden gediffameerd
hadden gediffameerd
hadden gediffameerd
Future perf.
zal gediffameerd hebben
zal gediffameerd hebben
zal gediffameerd hebben
zullen gediffameerd hebben
zullen gediffameerd hebben
zullen gediffameerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gediffameerd hebben
zou gediffameerd hebben
zou gediffameerd hebben
zouden gediffameerd hebben
zouden gediffameerd hebben
zouden gediffameerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
diffameer
diffameert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

debiteren
debit
dichten
close
dichtlopen
do
dichtsluiten
close close
diepgaan
thoroughgo
dieven
do
differentiëren
defame
dimmen
dimension
discuteren
discuss
doctoreren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'defame':

None found.