Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Brassen (to brace) conjugation

Dutch
6 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bras
brast
brast
brassen
brassen
brassen
Present perfect tense
heb gebrast
hebt gebrast
heeft gebrast
hebben gebrast
hebben gebrast
hebben gebrast
Past tense
braste
braste
braste
brasten
brasten
brasten
Future tense
zal brassen
zult brassen
zal brassen
zullen brassen
zullen brassen
zullen brassen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou brassen
zou brassen
zou brassen
zouden brassen
zouden brassen
zouden brassen
Subjunctive mood
brasse
brasse
brasse
brasse
brasse
brasse
Past perfect tense
had gebrast
had gebrast
had gebrast
hadden gebrast
hadden gebrast
hadden gebrast
Future perf.
zal gebrast hebben
zal gebrast hebben
zal gebrast hebben
zullen gebrast hebben
zullen gebrast hebben
zullen gebrast hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebrast hebben
zou gebrast hebben
zou gebrast hebben
zouden gebrast hebben
zouden gebrast hebben
zouden gebrast hebben
Du
Ihr
Imperative mood
bras
brast

Examples of brassen

Example in DutchTranslation in English
-Aan de brassen.- Man the lee board braces!
Beman de brassen.Man the braces there!
Boven- en onderzeilen. Aan de brassen.T'gansuls and courses, stand by the braces.
-Loefzijde bras.- Weather braces! - Aye, aye, sir!
Haal de grote bras aan.Haul on the main brace!
Hoogste bras, mannen.The braces, men!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

blussen
extinguish
brallen
bluster
branden
burn
brauwen
seel
briesen
roar
britsen
do
brossen
do
browsen
do
bruisen
fizz
knassen
do
krassen
scratch
plassen
pee
trassen
do
vlassen
do

Similar but longer

afbrassen
do
bekrassen
deface
ombrassen
do
opbrassen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'brace':

None found.