Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Bezoden (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bezood
bezoodt
bezoodt
bezoden
bezoden
bezoden
Present perfect tense
heb bezood
hebt bezood
heeft bezood
hebben bezood
hebben bezood
hebben bezood
Past tense
bezoodde
bezoodde
bezoodde
bezoodden
bezoodden
bezoodden
Future tense
zal bezoden
zult bezoden
zal bezoden
zullen bezoden
zullen bezoden
zullen bezoden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bezoden
zou bezoden
zou bezoden
zouden bezoden
zouden bezoden
zouden bezoden
Subjunctive mood
bezode
bezode
bezode
bezode
bezode
bezode
Past perfect tense
had bezood
had bezood
had bezood
hadden bezood
hadden bezood
hadden bezood
Future perf.
zal bezood hebben
zal bezood hebben
zal bezood hebben
zullen bezood hebben
zullen bezood hebben
zullen bezood hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bezood hebben
zou bezood hebben
zou bezood hebben
zouden bezood hebben
zouden bezood hebben
zouden bezood hebben
Du
Ihr
Imperative mood
bezood
bezoodt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afzoden
do
bekaden
do
beladen
burden
beraden
firm
bezemen
broom
bezeren
hurt
bezigen
use
bezomen
edge trimming
bezuren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.