Bezemen (to broom) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of bezemen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bezem
I broom
bezemt
you broom
bezemt
he/she/it brooms
bezemen
we broom
bezemen
you all broom
bezemen
they broom
Present perfect tense
heb gebezemd
I have broomed
hebt gebezemd
you have broomed
heeft gebezemd
he/she/it has broomed
hebben gebezemd
we have broomed
hebben gebezemd
you all have broomed
hebben gebezemd
they have broomed
Past tense
bezemde
I broomed
bezemde
you broomed
bezemde
he/she/it broomed
bezemden
we broomed
bezemden
you all broomed
bezemden
they broomed
Future tense
zal bezemen
I will broom
zult bezemen
you will broom
zal bezemen
he/she/it will broom
zullen bezemen
we will broom
zullen bezemen
you all will broom
zullen bezemen
they will broom
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bezemen
I would broom
zou bezemen
you would broom
zou bezemen
he/she/it would broom
zouden bezemen
we would broom
zouden bezemen
you all would broom
zouden bezemen
they would broom
Subjunctive mood
bezeme
I broom
bezeme
you broom
bezeme
he/she/it broom
bezeme
we broom
bezeme
you all broom
bezeme
they broom
Past perfect tense
had gebezemd
I had broomed
had gebezemd
you had broomed
had gebezemd
he/she/it had broomed
hadden gebezemd
we had broomed
hadden gebezemd
you all had broomed
hadden gebezemd
they had broomed
Future perf.
zal gebezemd hebben
I will have broomed
zal gebezemd hebben
you will have broomed
zal gebezemd hebben
he/she/it will have broomed
zullen gebezemd hebben
we will have broomed
zullen gebezemd hebben
you all will have broomed
zullen gebezemd hebben
they will have broomed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebezemd hebben
I would have broomed
zou gebezemd hebben
you would have broomed
zou gebezemd hebben
he/she/it would have broomed
zouden gebezemd hebben
we would have broomed
zouden gebezemd hebben
you all would have broomed
zouden gebezemd hebben
they would have broomed
Du
Ihr
Imperative mood
bezem
broom
bezemt
broom

Examples of bezemen

Example in DutchTranslation in English
Ja, het bezemen was echt verbijsterend.Yes. The broom handling has been truly dazzling.
Mijn taak is de vleesetende schapen weg te bezemen uit deze gemeente.My job is to broom the carnivorous sheep out of this borough.
"Hij is een volwassen zwarte man nu, hij is niet meer schattig geef hem een bezem.""He's an adult black man now. He's not so cute. Give him a broom."
- Dan moet ik mijn bezem halen.- I have to run home and get my broom.
- Dat is een bezem.Dad, that's a broom. I'll broom.
- Dat, Bobby, is een bezem.That, Bobby, is a broom.
- De snelste bezem ter wereld.- It's the fastest broom in the world.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afzemen
do
bekamen
do
bekomen
cook up
benemen
take away
beramen
deliberate
betamen
behoove
betomen
restrain
bezeren
hurt
bezigen
use
bezoden
do
bezomen
edge trimming
bezuren
do
bloemen
do
bodemen
bottom

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

beunen
do
bevoorraden
supply
bevoorrechten
supply
bewaarheiden
save gentile
bezatten
do
bezeilen
sail
bezenderen
radio tracking
bezoedelen
stain
bezwangeren
impregnate
bijboeken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'broom':

None found.
Learning languages?