Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Bezanden (to sand) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bezand
bezandt
bezandt
bezanden
bezanden
bezanden
Present perfect tense
heb bezand
hebt bezand
heeft bezand
hebben bezand
hebben bezand
hebben bezand
Past tense
bezandde
bezandde
bezandde
bezandden
bezandden
bezandden
Future tense
zal bezanden
zult bezanden
zal bezanden
zullen bezanden
zullen bezanden
zullen bezanden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bezanden
zou bezanden
zou bezanden
zouden bezanden
zouden bezanden
zouden bezanden
Subjunctive mood
bezande
bezande
bezande
bezande
bezande
bezande
Past perfect tense
had bezand
had bezand
had bezand
hadden bezand
hadden bezand
hadden bezand
Future perf.
zal bezand hebben
zal bezand hebben
zal bezand hebben
zullen bezand hebben
zullen bezand hebben
zullen bezand hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bezand hebben
zou bezand hebben
zou bezand hebben
zouden bezand hebben
zouden bezand hebben
zouden bezand hebben
Du
Ihr
Imperative mood
bezand
bezandt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afzanden
do
bebinden
do
belanden
end up
belenden
abut
bevinden
affirm
bezaaien
sow
bezakken
do
bezatten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bespotten
wash
betuttelen
patronize
bevelen
command
bevoordelen
benefit
bevuilen
soil
bezakken
do
bezatten
do
bezomen
edge trimming
bidden
pray
bietsen
scrounge

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sand':

None found.