Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Besnaren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
besnaar
besnaart
besnaart
besnaren
besnaren
besnaren
Present perfect tense
heb besnaard
hebt besnaard
heeft besnaard
hebben besnaard
hebben besnaard
hebben besnaard
Past tense
besnaarde
besnaarde
besnaarde
besnaarden
besnaarden
besnaarden
Future tense
zal besnaren
zult besnaren
zal besnaren
zullen besnaren
zullen besnaren
zullen besnaren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou besnaren
zou besnaren
zou besnaren
zouden besnaren
zouden besnaren
zouden besnaren
Subjunctive mood
besnare
besnare
besnare
besnare
besnare
besnare
Past perfect tense
had besnaard
had besnaard
had besnaard
hadden besnaard
hadden besnaard
hadden besnaard
Future perf.
zal besnaard hebben
zal besnaard hebben
zal besnaard hebben
zullen besnaard hebben
zullen besnaard hebben
zullen besnaard hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou besnaard hebben
zou besnaard hebben
zou besnaard hebben
zouden besnaard hebben
zouden besnaard hebben
zouden besnaard hebben
Du
Ihr
Imperative mood
besnaar
besnaart

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

besmeren
decide
besparen
save
besturen
pollinate
bezwaren
burden

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

beproeven
try
beregenen
do
beruiken
smell
beschrijden
bestride
besluiten
decide
besmeuren
smear
besneeuwen
snow in
besnijden
circumcise
bespoedigen
accelerate
bestoppen
best headers

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.