Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Barnen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
barn
barnt
barnt
barnen
barnen
barnen
Present perfect tense
heb gebarnd
hebt gebarnd
heeft gebarnd
hebben gebarnd
hebben gebarnd
hebben gebarnd
Past tense
barnde
barnde
barnde
barnden
barnden
barnden
Future tense
zal barnen
zult barnen
zal barnen
zullen barnen
zullen barnen
zullen barnen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou barnen
zou barnen
zou barnen
zouden barnen
zouden barnen
zouden barnen
Subjunctive mood
barne
barne
barne
barne
barne
barne
Past perfect tense
had gebarnd
had gebarnd
had gebarnd
hadden gebarnd
hadden gebarnd
hadden gebarnd
Future perf.
zal gebarnd hebben
zal gebarnd hebben
zal gebarnd hebben
zullen gebarnd hebben
zullen gebarnd hebben
zullen gebarnd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebarnd hebben
zou gebarnd hebben
zou gebarnd hebben
zouden gebarnd hebben
zouden gebarnd hebben
zouden gebarnd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
barn
barnt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

backen
do
bakken
bake
baksen
do
balken
bray
ballen
balls
banken
do
bannen
ban
bassen
do
batsen
fuck
batten
bat
bauwen
do
beunen
do
boenen
scrub
karnen
churn
lernen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.