Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Balken (to bray) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
balk
balkt
balkt
balken
balken
balken
Present perfect tense
heb gebalkt
hebt gebalkt
heeft gebalkt
hebben gebalkt
hebben gebalkt
hebben gebalkt
Past tense
balkte
balkte
balkte
balkten
balkten
balkten
Future tense
zal balken
zult balken
zal balken
zullen balken
zullen balken
zullen balken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou balken
zou balken
zou balken
zouden balken
zouden balken
zouden balken
Subjunctive mood
balke
balke
balke
balke
balke
balke
Past perfect tense
had gebalkt
had gebalkt
had gebalkt
hadden gebalkt
hadden gebalkt
hadden gebalkt
Future perf.
zal gebalkt hebben
zal gebalkt hebben
zal gebalkt hebben
zullen gebalkt hebben
zullen gebalkt hebben
zullen gebalkt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebalkt hebben
zou gebalkt hebben
zou gebalkt hebben
zouden gebalkt hebben
zouden gebalkt hebben
zouden gebalkt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
balk
balkt

Examples of balken

Example in DutchTranslation in English
Je balkte als een verdomde muilezel toen ze die Mesa Verde reactor plaatsten!You brayed like a goddamn mule when they put in that Mesa Verde reactor!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

backen
do
bakken
bake
baksen
do
ballen
balls
banken
do
bannen
ban
barnen
do
bassen
do
batsen
fuck
batten
bat
bauwen
do
bekken
do
beuken
do
bikken
do
blaken
blaze

Similar but longer

afbalken
do
bekalken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bray':

None found.