Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Afzien (to abandon a plan) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zie af
ziet af
ziet af
zien af
zien af
zien af
Present perfect tense
heb afgezien
hebt afgezien
heeft afgezien
hebben afgezien
hebben afgezien
hebben afgezien
Past tense
zag af
zag af
zag af
zagen af
zagen af
zagen af
Future tense
zal afzien
zult afzien
zal afzien
zullen afzien
zullen afzien
zullen afzien
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afzien
zou afzien
zou afzien
zouden afzien
zouden afzien
zouden afzien
Subjunctive mood
zie af
zie af
zie af
zie af
zie af
zie af
Past perfect tense
had afgezien
had afgezien
had afgezien
hadden afgezien
hadden afgezien
hadden afgezien
Future perf.
zal afgezien hebben
zal afgezien hebben
zal afgezien hebben
zullen afgezien hebben
zullen afgezien hebben
zullen afgezien hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgezien hebben
zou afgezien hebben
zou afgezien hebben
zouden afgezien hebben
zouden afgezien hebben
zouden afgezien hebben
Present bijzin tense
afzie
afziet
afziet
afzien
afzien
afzien
Past bijzin tense
afzag
afzag
afzag
afzagen
afzagen
afzagen
Future bijzin tense
zal afzien
zult afzien
zal afzien
zullen afzien
zullen afzien
zullen afzien
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afzien
zou afzien
zou afzien
zouden afzien
zouden afzien
zouden afzien
Subjunctive bijzin mood
afzie
afzie
afzie
afzie
afzie
afzie
Du
Ihr
Imperative mood
zie af
ziet af

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afdoen
take off
afeten
eat them
bezien
inspire
inzien
have a look at
nazien
audit
omzien
look back
opzien
swell

Similar but longer

afziften
do
afzijgen
do
afzinken
sink
afzitten
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'abandon a plan':

None found.