Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

afvijzen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of afvijzen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vijs af
I do
vijst af
you do
vijst af
he/she/it does
vijzen af
we do
vijzen af
you all do
vijzen af
they do
Present perfect tense
heb afgevezen
I have done
hebt afgevezen
you have done
heeft afgevezen
he/she/it has done
hebben afgevezen
we have done
hebben afgevezen
you all have done
hebben afgevezen
they have done
Past tense
vees af
I did
vees af
you did
vees af
he/she/it did
vezen af
we did
vezen af
you all did
vezen af
they did
Future tense
zal afvijzen
I will do
zult afvijzen
you will do
zal afvijzen
he/she/it will do
zullen afvijzen
we will do
zullen afvijzen
you all will do
zullen afvijzen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afvijzen
I would do
zou afvijzen
you would do
zou afvijzen
he/she/it would do
zouden afvijzen
we would do
zouden afvijzen
you all would do
zouden afvijzen
they would do
Subjunctive mood
vijze af
I do
vijze af
you do
vijze af
he/she/it do
vijze af
we do
vijze af
you all do
vijze af
they do
Past perfect tense
had afgevezen
I had done
had afgevezen
you had done
had afgevezen
he/she/it had done
hadden afgevezen
we had done
hadden afgevezen
you all had done
hadden afgevezen
they had done
Future perf.
zal afgevezen hebben
I will have done
zal afgevezen hebben
you will have done
zal afgevezen hebben
he/she/it will have done
zullen afgevezen hebben
we will have done
zullen afgevezen hebben
you all will have done
zullen afgevezen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgevezen hebben
I would have done
zou afgevezen hebben
you would have done
zou afgevezen hebben
he/she/it would have done
zouden afgevezen hebben
we would have done
zouden afgevezen hebben
you all would have done
zouden afgevezen hebben
they would have done
Present bijzin tense
afvijs
I do
afvijst
you do
afvijst
he/she/it does
afvijzen
we do
afvijzen
you all do
afvijzen
they do
Past bijzin tense
afvees
I did
afvees
you did
afvees
he/she/it did
afvezen
we did
afvezen
you all did
afvezen
they did
Future bijzin tense
zal afvijzen
I will do
zult afvijzen
you will do
zal afvijzen
he/she/it will do
zullen afvijzen
we will do
zullen afvijzen
you all will do
zullen afvijzen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afvijzen
I would do
zou afvijzen
you would do
zou afvijzen
he/she/it would do
zouden afvijzen
we would do
zouden afvijzen
you all would do
zouden afvijzen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afvijze
I do
afvijze
you do
afvijze
he/she/it do
afvijze
we do
afvijze
you all do
afvijze
they do
Du
Ihr
Imperative mood
vijs af
do
vijst af
do