Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Afplakken (to tap) conjugation

Dutch
6 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
plak af
plakt af
plakt af
plakken af
plakken af
plakken af
Present perfect tense
heb afgeplakt
hebt afgeplakt
heeft afgeplakt
hebben afgeplakt
hebben afgeplakt
hebben afgeplakt
Past tense
plakte af
plakte af
plakte af
plakten af
plakten af
plakten af
Future tense
zal afplakken
zult afplakken
zal afplakken
zullen afplakken
zullen afplakken
zullen afplakken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afplakken
zou afplakken
zou afplakken
zouden afplakken
zouden afplakken
zouden afplakken
Subjunctive mood
plakke af
plakke af
plakke af
plakke af
plakke af
plakke af
Past perfect tense
had afgeplakt
had afgeplakt
had afgeplakt
hadden afgeplakt
hadden afgeplakt
hadden afgeplakt
Future perf.
zal afgeplakt hebben
zal afgeplakt hebben
zal afgeplakt hebben
zullen afgeplakt hebben
zullen afgeplakt hebben
zullen afgeplakt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeplakt hebben
zou afgeplakt hebben
zou afgeplakt hebben
zouden afgeplakt hebben
zouden afgeplakt hebben
zouden afgeplakt hebben
Present bijzin tense
afplak
afplakt
afplakt
afplakken
afplakken
afplakken
Past bijzin tense
afplakte
afplakte
afplakte
afplakten
afplakten
afplakten
Future bijzin tense
zal afplakken
zult afplakken
zal afplakken
zullen afplakken
zullen afplakken
zullen afplakken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afplakken
zou afplakken
zou afplakken
zouden afplakken
zouden afplakken
zouden afplakken
Subjunctive bijzin mood
afplakke
afplakke
afplakke
afplakke
afplakke
afplakke
Du
Ihr
Imperative mood
plak af
plakt af

Examples of afplakken

Example in DutchTranslation in English
- Ik moet haar extra belichten en die oren afplakken.Well, we're talking about a baby girl. Who's going to require extra lighting and yards of tape for those ears.
Even afplakken en schuren voor je de primer aanbrengt.Just tape around, sand it down before you put the primer... you know what to do. - All right. - Thanks.
Had ik eerst z'n oren moeten afplakken ?What should I have done? Put masking tape on his ears?
Ik denk dat ik ook niet van afplakken hou.I don't think I like taping, either. Norm.
Ik doe een beetje afplakken.I'll do a little taping. Hey, come on.
Het werkt nog beter als je het gas afplakt met tape.It works even better if you wrap the throttle with tape.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afknakken
do
afplaggen
turf
afplatten
flatten
afplekken
do
afplukken
pluck
afprikken
do
afsmakken
do
afvlakken
smooth
afzwakken
attenuate
beplakken
plaster
inplakken
paste
opplakken
stick

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tap':

None found.