Afplukken (to pluck) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afplukken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pluk af
I pluck
plukt af
you pluck
plukt af
he/she/it plucks
plukken af
we pluck
plukken af
you all pluck
plukken af
they pluck
Present perfect tense
heb afgeplukt
I have plucked
hebt afgeplukt
you have plucked
heeft afgeplukt
he/she/it has plucked
hebben afgeplukt
we have plucked
hebben afgeplukt
you all have plucked
hebben afgeplukt
they have plucked
Past tense
plukte af
I plucked
plukte af
you plucked
plukte af
he/she/it plucked
plukten af
we plucked
plukten af
you all plucked
plukten af
they plucked
Future tense
zal afplukken
I will pluck
zult afplukken
you will pluck
zal afplukken
he/she/it will pluck
zullen afplukken
we will pluck
zullen afplukken
you all will pluck
zullen afplukken
they will pluck
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afplukken
I would pluck
zou afplukken
you would pluck
zou afplukken
he/she/it would pluck
zouden afplukken
we would pluck
zouden afplukken
you all would pluck
zouden afplukken
they would pluck
Subjunctive mood
plukke af
I pluck
plukke af
you pluck
plukke af
he/she/it pluck
plukke af
we pluck
plukke af
you all pluck
plukke af
they pluck
Past perfect tense
had afgeplukt
I had plucked
had afgeplukt
you had plucked
had afgeplukt
he/she/it had plucked
hadden afgeplukt
we had plucked
hadden afgeplukt
you all had plucked
hadden afgeplukt
they had plucked
Future perf.
zal afgeplukt hebben
I will have plucked
zal afgeplukt hebben
you will have plucked
zal afgeplukt hebben
he/she/it will have plucked
zullen afgeplukt hebben
we will have plucked
zullen afgeplukt hebben
you all will have plucked
zullen afgeplukt hebben
they will have plucked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeplukt hebben
I would have plucked
zou afgeplukt hebben
you would have plucked
zou afgeplukt hebben
he/she/it would have plucked
zouden afgeplukt hebben
we would have plucked
zouden afgeplukt hebben
you all would have plucked
zouden afgeplukt hebben
they would have plucked
Present bijzin tense
afpluk
I pluck
afplukt
you pluck
afplukt
he/she/it plucks
afplukken
we pluck
afplukken
you all pluck
afplukken
they pluck
Past bijzin tense
afplukte
I plucked
afplukte
you plucked
afplukte
he/she/it plucked
afplukten
we plucked
afplukten
you all plucked
afplukten
they plucked
Future bijzin tense
zal afplukken
I will pluck
zult afplukken
you will pluck
zal afplukken
he/she/it will pluck
zullen afplukken
we will pluck
zullen afplukken
you all will pluck
zullen afplukken
they will pluck
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afplukken
I would pluck
zou afplukken
you would pluck
zou afplukken
he/she/it would pluck
zouden afplukken
we would pluck
zouden afplukken
you all would pluck
zouden afplukken
they would pluck
Subjunctive bijzin mood
afplukke
I pluck
afplukke
you pluck
afplukke
he/she/it pluck
afplukke
we pluck
afplukke
you all pluck
afplukke
they pluck
Du
Ihr
Imperative mood
pluk af
pluck
plukt af
pluck

Examples of afplukken

Example in DutchTranslation in English
Dean... Je bent niet de eerste soldaat die ik van het veld afplukte.dean... you're not the first soldier i've plucked from the field.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afdrukken
print
afplakken
tap
afplekken
do
afpluizen
do
afprikken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afklemmen
disconnect
afknevelen
do
afmarcheren
march
afmikken
do
afpelen
record playback
afpitsen
do
afplaggen
turf
afpleiten
do
afpluizen
do
afplunderen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pluck':

None found.
Learning languages?