Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

afliegen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of afliegen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lieg af
I do
liegt af
you do
liegt af
he/she/it does
liegen af
we do
liegen af
you all do
liegen af
they do
Present perfect tense
heb afgelogen
I have done
hebt afgelogen
you have done
heeft afgelogen
he/she/it has done
hebben afgelogen
we have done
hebben afgelogen
you all have done
hebben afgelogen
they have done
Past tense
loog af
I did
loog af
you did
loog af
he/she/it did
logen af
we did
logen af
you all did
logen af
they did
Future tense
zal afliegen
I will do
zult afliegen
you will do
zal afliegen
he/she/it will do
zullen afliegen
we will do
zullen afliegen
you all will do
zullen afliegen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afliegen
I would do
zou afliegen
you would do
zou afliegen
he/she/it would do
zouden afliegen
we would do
zouden afliegen
you all would do
zouden afliegen
they would do
Subjunctive mood
liege af
I do
liege af
you do
liege af
he/she/it do
liege af
we do
liege af
you all do
liege af
they do
Past perfect tense
had afgelogen
I had done
had afgelogen
you had done
had afgelogen
he/she/it had done
hadden afgelogen
we had done
hadden afgelogen
you all had done
hadden afgelogen
they had done
Future perf.
zal afgelogen hebben
I will have done
zal afgelogen hebben
you will have done
zal afgelogen hebben
he/she/it will have done
zullen afgelogen hebben
we will have done
zullen afgelogen hebben
you all will have done
zullen afgelogen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgelogen hebben
I would have done
zou afgelogen hebben
you would have done
zou afgelogen hebben
he/she/it would have done
zouden afgelogen hebben
we would have done
zouden afgelogen hebben
you all would have done
zouden afgelogen hebben
they would have done
Present bijzin tense
aflieg
I do
afliegt
you do
afliegt
he/she/it does
afliegen
we do
afliegen
you all do
afliegen
they do
Past bijzin tense
afloog
I did
afloog
you did
afloog
he/she/it did
aflogen
we did
aflogen
you all did
aflogen
they did
Future bijzin tense
zal afliegen
I will do
zult afliegen
you will do
zal afliegen
he/she/it will do
zullen afliegen
we will do
zullen afliegen
you all will do
zullen afliegen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afliegen
I would do
zou afliegen
you would do
zou afliegen
he/she/it would do
zouden afliegen
we would do
zouden afliegen
you all would do
zouden afliegen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afliege
I do
afliege
you do
afliege
he/she/it do
afliege
we do
afliege
you all do
afliege
they do
Du
Ihr
Imperative mood
lieg af
do
liegt af
do

Further details about this page

LOCATION