Aanzaaien (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of aanzaaien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zaai aan
I do
zaait aan
you do
zaait aan
he/she/it does
zaaien aan
we do
zaaien aan
you all do
zaaien aan
they do
Present perfect tense
heb aangezaaid
I have done
hebt aangezaaid
you have done
heeft aangezaaid
he/she/it has done
hebben aangezaaid
we have done
hebben aangezaaid
you all have done
hebben aangezaaid
they have done
Past tense
zaaide aan
I did
zaaide aan
you did
zaaide aan
he/she/it did
zaaiden aan
we did
zaaiden aan
you all did
zaaiden aan
they did
Future tense
zal aanzaaien
I will do
zult aanzaaien
you will do
zal aanzaaien
he/she/it will do
zullen aanzaaien
we will do
zullen aanzaaien
you all will do
zullen aanzaaien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanzaaien
I would do
zou aanzaaien
you would do
zou aanzaaien
he/she/it would do
zouden aanzaaien
we would do
zouden aanzaaien
you all would do
zouden aanzaaien
they would do
Subjunctive mood
zaaie aan
I do
zaaie aan
you do
zaaie aan
he/she/it do
zaaie aan
we do
zaaie aan
you all do
zaaie aan
they do
Past perfect tense
had aangezaaid
I had done
had aangezaaid
you had done
had aangezaaid
he/she/it had done
hadden aangezaaid
we had done
hadden aangezaaid
you all had done
hadden aangezaaid
they had done
Future perf.
zal aangezaaid hebben
I will have done
zal aangezaaid hebben
you will have done
zal aangezaaid hebben
he/she/it will have done
zullen aangezaaid hebben
we will have done
zullen aangezaaid hebben
you all will have done
zullen aangezaaid hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangezaaid hebben
I would have done
zou aangezaaid hebben
you would have done
zou aangezaaid hebben
he/she/it would have done
zouden aangezaaid hebben
we would have done
zouden aangezaaid hebben
you all would have done
zouden aangezaaid hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanzaai
I do
aanzaait
you do
aanzaait
he/she/it does
aanzaaien
we do
aanzaaien
you all do
aanzaaien
they do
Past bijzin tense
aanzaaide
I did
aanzaaide
you did
aanzaaide
he/she/it did
aanzaaiden
we did
aanzaaiden
you all did
aanzaaiden
they did
Future bijzin tense
zal aanzaaien
I will do
zult aanzaaien
you will do
zal aanzaaien
he/she/it will do
zullen aanzaaien
we will do
zullen aanzaaien
you all will do
zullen aanzaaien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanzaaien
I would do
zou aanzaaien
you would do
zou aanzaaien
he/she/it would do
zouden aanzaaien
we would do
zouden aanzaaien
you all would do
zouden aanzaaien
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanzaaie
I do
aanzaaie
you do
aanzaaie
he/she/it do
aanzaaie
we do
aanzaaie
you all do
aanzaaie
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zaai aan
do
zaait aan
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aannaaien
sew on
aanwaaien
be carried by wind
aanzakken
do
aanzanden
slit up

Similar but longer

aanzwaaien
be swinging

Random

aanpassen
adapt
aanrotzooien
do
aantijgen
do
aantrappen
kickstart
aanvegen
challenge
aanwaaien
be carried by wind
aanwaggelen
do
aanwrijven
blame
aanzakken
do
accentueren
accentuate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?