Aanbonzen (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of aanbonzen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bons aan
I do
bonst aan
you do
bonst aan
he/she/it does
bonzen aan
we do
bonzen aan
you all do
bonzen aan
they do
Present perfect tense
heb aangebonsd
I have done
hebt aangebonsd
you have done
heeft aangebonsd
he/she/it has done
hebben aangebonsd
we have done
hebben aangebonsd
you all have done
hebben aangebonsd
they have done
Past tense
bonsde aan
I did
bonsde aan
you did
bonsde aan
he/she/it did
bonsden aan
we did
bonsden aan
you all did
bonsden aan
they did
Future tense
zal aanbonzen
I will do
zult aanbonzen
you will do
zal aanbonzen
he/she/it will do
zullen aanbonzen
we will do
zullen aanbonzen
you all will do
zullen aanbonzen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanbonzen
I would do
zou aanbonzen
you would do
zou aanbonzen
he/she/it would do
zouden aanbonzen
we would do
zouden aanbonzen
you all would do
zouden aanbonzen
they would do
Subjunctive mood
bonze aan
I do
bonze aan
you do
bonze aan
he/she/it do
bonze aan
we do
bonze aan
you all do
bonze aan
they do
Past perfect tense
had aangebonsd
I had done
had aangebonsd
you had done
had aangebonsd
he/she/it had done
hadden aangebonsd
we had done
hadden aangebonsd
you all had done
hadden aangebonsd
they had done
Future perf.
zal aangebonsd hebben
I will have done
zal aangebonsd hebben
you will have done
zal aangebonsd hebben
he/she/it will have done
zullen aangebonsd hebben
we will have done
zullen aangebonsd hebben
you all will have done
zullen aangebonsd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangebonsd hebben
I would have done
zou aangebonsd hebben
you would have done
zou aangebonsd hebben
he/she/it would have done
zouden aangebonsd hebben
we would have done
zouden aangebonsd hebben
you all would have done
zouden aangebonsd hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanbons
I do
aanbonst
you do
aanbonst
he/she/it does
aanbonzen
we do
aanbonzen
you all do
aanbonzen
they do
Past bijzin tense
aanbonsde
I did
aanbonsde
you did
aanbonsde
he/she/it did
aanbonsden
we did
aanbonsden
you all did
aanbonsden
they did
Future bijzin tense
zal aanbonzen
I will do
zult aanbonzen
you will do
zal aanbonzen
he/she/it will do
zullen aanbonzen
we will do
zullen aanbonzen
you all will do
zullen aanbonzen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanbonzen
I would do
zou aanbonzen
you would do
zou aanbonzen
he/she/it would do
zouden aanbonzen
we would do
zouden aanbonzen
you all would do
zouden aanbonzen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanbonze
I do
aanbonze
you do
aanbonze
he/she/it do
aanbonze
we do
aanbonze
you all do
aanbonze
they do
Du
Ihr
Imperative mood
bons aan
do
bonst aan
do

Examples of aanbonzen

Example in DutchTranslation in English
Assepoester is op dit moment in Far Far away... bon bons aan het eten. En ze praat met alle sprookjes figuren, dat jou slecht heeft behandeld.Oinderella is in Far Far Away right now eating bonbons, cavorting with every last fairy tale creature that has ever done you wrong!
Natuurlijk ben je bang als je een luide bons aan je deur hoort.Naturally you hear a loud bang on your door, you get scared.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanblazen
bark at
aanboeken
do
aanbotsen
bump
aanbouwen
build on

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?