Oprijden (to drive up) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of oprijden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
rij op
I drive up
rijdt op
you drive up
rijdt op
he/she/it drives up
rijden op
we drive up
rijden op
you all drive up
rijden op
they drive up
Present perfect tense
heb opgereden
I have driven up
hebt opgereden
you have driven up
heeft opgereden
he/she/it has driven up
hebben opgereden
we have driven up
hebben opgereden
you all have driven up
hebben opgereden
they have driven up
Past tense
reed op
I drove up
reed op
you drove up
reed op
he/she/it drove up
reden op
we drove up
reden op
you all drove up
reden op
they drove up
Future tense
zal oprijden
I will drive up
zult oprijden
you will drive up
zal oprijden
he/she/it will drive up
zullen oprijden
we will drive up
zullen oprijden
you all will drive up
zullen oprijden
they will drive up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou oprijden
I would drive up
zou oprijden
you would drive up
zou oprijden
he/she/it would drive up
zouden oprijden
we would drive up
zouden oprijden
you all would drive up
zouden oprijden
they would drive up
Subjunctive mood
rijde op
I drive up
rijde op
you drive up
rijde op
he/she/it drive up
rijde op
we drive up
rijde op
you all drive up
rijde op
they drive up
Past perfect tense
had opgereden
I had driven up
had opgereden
you had driven up
had opgereden
he/she/it had driven up
hadden opgereden
we had driven up
hadden opgereden
you all had driven up
hadden opgereden
they had driven up
Future perf.
zal opgereden hebben
I will have driven up
zal opgereden hebben
you will have driven up
zal opgereden hebben
he/she/it will have driven up
zullen opgereden hebben
we will have driven up
zullen opgereden hebben
you all will have driven up
zullen opgereden hebben
they will have driven up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgereden hebben
I would have driven up
zou opgereden hebben
you would have driven up
zou opgereden hebben
he/she/it would have driven up
zouden opgereden hebben
we would have driven up
zouden opgereden hebben
you all would have driven up
zouden opgereden hebben
they would have driven up
Present bijzin tense
oprij
I drive up
oprijdt
you drive up
oprijdt
he/she/it drives up
oprijden
we drive up
oprijden
you all drive up
oprijden
they drive up
Past bijzin tense
opreed
I drove up
opreed
you drove up
opreed
he/she/it drove up
opreden
we drove up
opreden
you all drove up
opreden
they drove up
Future bijzin tense
zal oprijden
I will drive up
zult oprijden
you will drive up
zal oprijden
he/she/it will drive up
zullen oprijden
we will drive up
zullen oprijden
you all will drive up
zullen oprijden
they will drive up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou oprijden
I would drive up
zou oprijden
you would drive up
zou oprijden
he/she/it would drive up
zouden oprijden
we would drive up
zouden oprijden
you all would drive up
zouden oprijden
they would drive up
Subjunctive bijzin mood
oprijde
I drive up
oprijde
you drive up
oprijde
he/she/it drive up
oprijde
we drive up
oprijde
you all drive up
oprijde
they drive up
Du
Ihr
Imperative mood
rij op
drive up
rijdt op
drive up

Examples of oprijden

Example in DutchTranslation in English
Hoe snel moeten we de helling oprijden... - die een helling van tien graden heeft om 25 meter te overbruggen ?How fast must we drive up a ramp with a ten grade incline to cross 25 metres?
Ik rij op kerstavond naar Marin.I'll drive up to Marin Christmas Night.
Toen realiseerde ik me dat ik de stoep was opgereden.And I realized I'd driven up on the sidewalk.
Het radiostation heeft iemand nodig die een paar keer dag de heuvel oprijdt... en de koeien wegjaagt van de zendmast.Well, the radio station needs someone to drive up the hill a couple times a day... and shoo the cows away from the transmitter.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afrijden
ride off
berijden
ride
inrijden
run in
narijden
drive after
omrijden
convert
oprijten
do
oprijzen
do
oprispen
burp
strijden
fight

Similar but longer

opstrijden
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'drive up':

None found.
Learning languages?