Ophoren (to do) conjugation

Dutch
18 examples

Conjugation of ophoren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hoor op
I do
hoort op
you do
hoort op
he/she/it does
horen op
we do
horen op
you all do
horen op
they do
Present perfect tense
heb opgehoord
I have done
hebt opgehoord
you have done
heeft opgehoord
he/she/it has done
hebben opgehoord
we have done
hebben opgehoord
you all have done
hebben opgehoord
they have done
Past tense
hoorde op
I did
hoorde op
you did
hoorde op
he/she/it did
hoorden op
we did
hoorden op
you all did
hoorden op
they did
Future tense
zal ophoren
I will do
zult ophoren
you will do
zal ophoren
he/she/it will do
zullen ophoren
we will do
zullen ophoren
you all will do
zullen ophoren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ophoren
I would do
zou ophoren
you would do
zou ophoren
he/she/it would do
zouden ophoren
we would do
zouden ophoren
you all would do
zouden ophoren
they would do
Subjunctive mood
hore op
I do
hore op
you do
hore op
he/she/it do
hore op
we do
hore op
you all do
hore op
they do
Past perfect tense
had opgehoord
I had done
had opgehoord
you had done
had opgehoord
he/she/it had done
hadden opgehoord
we had done
hadden opgehoord
you all had done
hadden opgehoord
they had done
Future perf.
zal opgehoord hebben
I will have done
zal opgehoord hebben
you will have done
zal opgehoord hebben
he/she/it will have done
zullen opgehoord hebben
we will have done
zullen opgehoord hebben
you all will have done
zullen opgehoord hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgehoord hebben
I would have done
zou opgehoord hebben
you would have done
zou opgehoord hebben
he/she/it would have done
zouden opgehoord hebben
we would have done
zouden opgehoord hebben
you all would have done
zouden opgehoord hebben
they would have done
Present bijzin tense
ophoor
I do
ophoort
you do
ophoort
he/she/it does
ophoren
we do
ophoren
you all do
ophoren
they do
Past bijzin tense
ophoorde
I did
ophoorde
you did
ophoorde
he/she/it did
ophoorden
we did
ophoorden
you all did
ophoorden
they did
Future bijzin tense
zal ophoren
I will do
zult ophoren
you will do
zal ophoren
he/she/it will do
zullen ophoren
we will do
zullen ophoren
you all will do
zullen ophoren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou ophoren
I would do
zou ophoren
you would do
zou ophoren
he/she/it would do
zouden ophoren
we would do
zouden ophoren
you all would do
zouden ophoren
they would do
Subjunctive bijzin mood
ophore
I do
ophore
you do
ophore
he/she/it do
ophore
we do
ophore
you all do
ophore
they do
Du
Ihr
Imperative mood
hoor op
do
hoort op
do

Examples of ophoren

Example in DutchTranslation in English
Jij weet niet wanneer je moet ophoren, hè?You don't know when to quit, do you?
Ik hoor op een boot, maar ik doe alles.I meant to say was I belong aboard a boat... but I'll do anything I can.
Ik hoor op haar te letten, en dat is wat ik nu doe.I'm supposed to look after her, and this is me doing that.
Ik hoor op tv liever niet het woord 'meltdown'.I don't like hearing "meltdown" on cable news.
- Je hoort op de strafbank.- Yeah, nice takedown.
-Dat klopt. Die jongen hoort op school te zitten.You have to go to school not doing robberies.
Dat hoort op een afspraakje.That's what you do on a date. - So where is your car?
De kast hoort op slot.And we're supposed to keep the closet door locked.
Die deur hoort op slot te zitten.Oi, that door's supposed to be locked.
- Dan nog. Denk je dat er iemand komt... als ze de roddels horen op de bridgeclub over mannen in witte pakken?Even if they do, do you think a single soccer mom is gonna step foot in here when she hears the gossip from her bridge club about men in biohazard suits?
- Het was te horen op de scanner. De politie achtervolgde haar.It was on the scanner -- cops chased her down.
- Ik kon mensen horen op de boot. En geluiden om me heen en op het dek, achter gesloten deuren.I could hear sounds all around me, up on deck, behind closed doors.
Een Iraniër liet me een Perzisch liefdeslied horen op zijn gsm en ik heb het afgehaald.This Iranian fellow on my flight played me this Persian love song on his cell phone. So I downloaded it.
Goh, het spijt me, ik heb de kans niet gehad om afscheid te nemen... ....maar het geluid is niet goed te horen op die hoogte dat jij werd gegooid.Gee, sorry I didn't get a chance to say goodbye but sound doesn't really travel well as high up as you got tossed.
Ik hoorde op het nieuws dat er meer slachtoffers waren en ik wist niet waar ik anders antwoorden kon krijgen.I heard on the news that there were more victims And i didn't know where else to get answers.
Ma hoorde op een avond dingen die ze niet leuk vond... toen kreeg Gert een week geen eten. Tot ze kon slapen met ingehouden adem.And one night, Ma heard her say some things that she didn't like so Gert didn't get no supper for a week till she learned how to sleep holding her breath.
Toen ik het hoorde op de radio heb ik gebeden dat jij niet..I didn't mean to keep you waiting.
Ze...ze kwam niet thuis vannacht dus ik wist zodra ik het hoorde op de radio, dat zij het was.She, uh... She didn't come home last night, so, I knew as soon as I heard it on the radio that it was her.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afhoren
do
behoren
belong
opbaren
lay out
opboren
ream
ophalen
bluff
ophogen
increase
ophopen
pile up
opperen
propose
opvaren
moderate
opveren
rebound
schoren
abet

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?