Haspelen (to reel) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of haspelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
haspel
I reel
haspelt
you reel
haspelt
he/she/it reels
haspelen
we reel
haspelen
you all reel
haspelen
they reel
Present perfect tense
heb gehaspeld
I have reeled
hebt gehaspeld
you have reeled
heeft gehaspeld
he/she/it has reeled
hebben gehaspeld
we have reeled
hebben gehaspeld
you all have reeled
hebben gehaspeld
they have reeled
Past tense
haspelde
I reeled
haspelde
you reeled
haspelde
he/she/it reeled
haspelden
we reeled
haspelden
you all reeled
haspelden
they reeled
Future tense
zal haspelen
I will reel
zult haspelen
you will reel
zal haspelen
he/she/it will reel
zullen haspelen
we will reel
zullen haspelen
you all will reel
zullen haspelen
they will reel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou haspelen
I would reel
zou haspelen
you would reel
zou haspelen
he/she/it would reel
zouden haspelen
we would reel
zouden haspelen
you all would reel
zouden haspelen
they would reel
Subjunctive mood
haspele
I reel
haspele
you reel
haspele
he/she/it reel
haspele
we reel
haspele
you all reel
haspele
they reel
Past perfect tense
had gehaspeld
I had reeled
had gehaspeld
you had reeled
had gehaspeld
he/she/it had reeled
hadden gehaspeld
we had reeled
hadden gehaspeld
you all had reeled
hadden gehaspeld
they had reeled
Future perf.
zal gehaspeld hebben
I will have reeled
zal gehaspeld hebben
you will have reeled
zal gehaspeld hebben
he/she/it will have reeled
zullen gehaspeld hebben
we will have reeled
zullen gehaspeld hebben
you all will have reeled
zullen gehaspeld hebben
they will have reeled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gehaspeld hebben
I would have reeled
zou gehaspeld hebben
you would have reeled
zou gehaspeld hebben
he/she/it would have reeled
zouden gehaspeld hebben
we would have reeled
zouden gehaspeld hebben
you all would have reeled
zouden gehaspeld hebben
they would have reeled
Du
Ihr
Imperative mood
haspel
reel
haspelt
reel

Examples of haspelen

Example in DutchTranslation in English
De nieuwste revelatie heeft... het congreslid zijn personeel laten af haspelen.The newest revelation has left the congressman's staff reeling.
Er is geen reden om de jaren af te haspelen, nu, is er?There's no point reeling in the years, now, is there?
- Ja, behalve dat ze geen eet de haspel na- Yes, except they don't eat the reel after
- Je hengel en haspel.- That's your rod and reel. Rod and reel.
Een super-de-luxe Sato Tanaka-haspel met dubbele tanden.A Sato Tanaka double-cammed reel... with jeweled escarpment.
Omkopen is niet eerlijk. - Als het helpt, mag je de haspel houden.Look, Ho-Jon, if it'll help at all, you can just keep the fishing reel.
/ hij haspelt dat van vorige keer nog af.He's still reeling from last time.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afspelen
play
bespelen
play
hachelen
do
hakkelen
do
hakselen
do
handelen
act
hippelen
do
hoepelen
trundle a hoop
hompelen
hobble
huppelen
hop
inspelen
do
lispelen
lisp
naspelen
reenact
omspelen
do
opspelen
strike up

Similar but longer

afhaspelen
reel

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'reel':

None found.
Learning languages?