Bepakken (to pack) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of bepakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bepak
I pack
bepakt
you pack
bepakt
he/she/it packs
bepakken
we pack
bepakken
you all pack
bepakken
they pack
Present perfect tense
heb bepakt
I have packed
hebt bepakt
you have packed
heeft bepakt
he/she/it has packed
hebben bepakt
we have packed
hebben bepakt
you all have packed
hebben bepakt
they have packed
Past tense
bepakte
I packed
bepakte
you packed
bepakte
he/she/it packed
bepakten
we packed
bepakten
you all packed
bepakten
they packed
Future tense
zal bepakken
I will pack
zult bepakken
you will pack
zal bepakken
he/she/it will pack
zullen bepakken
we will pack
zullen bepakken
you all will pack
zullen bepakken
they will pack
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bepakken
I would pack
zou bepakken
you would pack
zou bepakken
he/she/it would pack
zouden bepakken
we would pack
zouden bepakken
you all would pack
zouden bepakken
they would pack
Subjunctive mood
bepakke
I pack
bepakke
you pack
bepakke
he/she/it pack
bepakke
we pack
bepakke
you all pack
bepakke
they pack
Past perfect tense
had bepakt
I had packed
had bepakt
you had packed
had bepakt
he/she/it had packed
hadden bepakt
we had packed
hadden bepakt
you all had packed
hadden bepakt
they had packed
Future perf.
zal bepakt hebben
I will have packed
zal bepakt hebben
you will have packed
zal bepakt hebben
he/she/it will have packed
zullen bepakt hebben
we will have packed
zullen bepakt hebben
you all will have packed
zullen bepakt hebben
they will have packed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bepakt hebben
I would have packed
zou bepakt hebben
you would have packed
zou bepakt hebben
he/she/it would have packed
zouden bepakt hebben
we would have packed
zouden bepakt hebben
you all would have packed
zouden bepakt hebben
they would have packed
Du
Ihr
Imperative mood
bepak
pack
bepakt
pack

Examples of bepakken

Example in DutchTranslation in English
De kinderen zijn bepakt en klaar om te gaan.Kids are packed ready to go.
Drie dagen lang zwierf ik langs wegen met vluchtelingen. Daklozen, bepakt met hun kostbaarheden.For three days I fought my way along roads packed with refugees, the homeless, burdened with boxes and bundles containing their valuables.
Hij is er niet, hij is versmolten, volledig bepakt en op weg naar Portland.He didn't. He's all merged, he's packed, and his on his way to Portland!
Ik ben bepakt met informatie, die me toestaat jou een betere vangst te laten lijken.I'm packed with information that allows me to make you look like a better catch.
We hebben genoeg aan twee bepakte ezels en twee om op te rijden.We can get by with two donkeys packed and two to ride.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afpakken
take away
bedekken
cover
behakken
do
bekakken
do
belikken
do
bepekken
pitch it
beperken
pitch it
bepikken
do
bepreken
do
bezakken
do
inpakken
pack up
ompakken
repack
oppakken
do

Similar but longer

beetpakken
fool
beplakken
plaster

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pack':

None found.
Learning languages?