Voeteren (to go on foot) conjugation

Dutch

Conjugation of voeteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
voeteer
I go on foot
voeteert
you go on foot
voeteert
he/she/it goes on foot
voeteren
we go on foot
voeteren
you all go on foot
voeteren
they go on foot
Present perfect tense
heb gevoeteerd
I have gone on foot
hebt gevoeteerd
you have gone on foot
heeft gevoeteerd
he/she/it has gone on foot
hebben gevoeteerd
we have gone on foot
hebben gevoeteerd
you all have gone on foot
hebben gevoeteerd
they have gone on foot
Past tense
voeteerde
I went on foot
voeteerde
you went on foot
voeteerde
he/she/it went on foot
voeteerden
we went on foot
voeteerden
you all went on foot
voeteerden
they went on foot
Future tense
zal voeteren
I will go on foot
zult voeteren
you will go on foot
zal voeteren
he/she/it will go on foot
zullen voeteren
we will go on foot
zullen voeteren
you all will go on foot
zullen voeteren
they will go on foot
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou voeteren
I would go on foot
zou voeteren
you would go on foot
zou voeteren
he/she/it would go on foot
zouden voeteren
we would go on foot
zouden voeteren
you all would go on foot
zouden voeteren
they would go on foot
Subjunctive mood
voetere
I go on foot
voetere
you go on foot
voetere
he/she/it go on foot
voetere
we go on foot
voetere
you all go on foot
voetere
they go on foot
Past perfect tense
had gevoeteerd
I had gone on foot
had gevoeteerd
you had gone on foot
had gevoeteerd
he/she/it had gone on foot
hadden gevoeteerd
we had gone on foot
hadden gevoeteerd
you all had gone on foot
hadden gevoeteerd
they had gone on foot
Future perf.
zal gevoeteerd hebben
I will have gone on foot
zal gevoeteerd hebben
you will have gone on foot
zal gevoeteerd hebben
he/she/it will have gone on foot
zullen gevoeteerd hebben
we will have gone on foot
zullen gevoeteerd hebben
you all will have gone on foot
zullen gevoeteerd hebben
they will have gone on foot
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gevoeteerd hebben
I would have gone on foot
zou gevoeteerd hebben
you would have gone on foot
zou gevoeteerd hebben
he/she/it would have gone on foot
zouden gevoeteerd hebben
we would have gone on foot
zouden gevoeteerd hebben
you all would have gone on foot
zouden gevoeteerd hebben
they would have gone on foot
Du
Ihr
Imperative mood
voeteer
go on foot
voeteert
go on foot

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

foeteren
groan
koeteren
do
mieteren
do
toeteren
toot
verteren
digest
voederen
feed
volleren
volley
vorderen
progress

Similar but longer

voedsteren
do

Random

verwerkelijken
realize
verworgen
strangle
verzoenen
reconcile
visualiseren
visualise
voetballen
play soccer
voetjezwieren
foot spin
volgooien
stuff
volleyballen
do
volmachtigen
authorize
voltooien
complete

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'go on foot':

None found.
Learning languages?