Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Verruimen (to exchange) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
verruim
verruimt
verruimt
verruimen
verruimen
verruimen
Present perfect tense
heb verruimd
hebt verruimd
heeft verruimd
hebben verruimd
hebben verruimd
hebben verruimd
Past tense
verruimde
verruimde
verruimde
verruimden
verruimden
verruimden
Future tense
zal verruimen
zult verruimen
zal verruimen
zullen verruimen
zullen verruimen
zullen verruimen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou verruimen
zou verruimen
zou verruimen
zouden verruimen
zouden verruimen
zouden verruimen
Subjunctive mood
verruime
verruime
verruime
verruime
verruime
verruime
Past perfect tense
had verruimd
had verruimd
had verruimd
hadden verruimd
hadden verruimd
hadden verruimd
Future perf.
zal verruimd hebben
zal verruimd hebben
zal verruimd hebben
zullen verruimd hebben
zullen verruimd hebben
zullen verruimd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou verruimd hebben
zou verruimd hebben
zou verruimd hebben
zouden verruimd hebben
zouden verruimd hebben
zouden verruimd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
verruim
verruimt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

verruilen
exchange
verrukken
delight
verzuimen
neglect

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

vermeten
presume
verrassen
surprise
verrekken
strain
verrijzen
arise
verronselen
do
verruilen
exchange
verrukken
delight
verscheuren
shred
verschrijven
do
verslechten
worsen

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'exchange':

None found.