Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

uitzaaien

to sow

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of uitzaaien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zaai uit
I sow
zaait uit
you sow
zaait uit
he/she/it sows
zaaien uit
we sow
zaaien uit
you all sow
zaaien uit
they sow
Present perfect tense
heb uitgezaaid
I have sown
hebt uitgezaaid
you have sown
heeft uitgezaaid
he/she/it has sown
hebben uitgezaaid
we have sown
hebben uitgezaaid
you all have sown
hebben uitgezaaid
they have sown
Past tense
zaaide uit
I sowed
zaaide uit
you sowed
zaaide uit
he/she/it sowed
zaaiden uit
we sowed
zaaiden uit
you all sowed
zaaiden uit
they sowed
Future tense
zal uitzaaien
I will sow
zult uitzaaien
you will sow
zal uitzaaien
he/she/it will sow
zullen uitzaaien
we will sow
zullen uitzaaien
you all will sow
zullen uitzaaien
they will sow
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitzaaien
I would sow
zou uitzaaien
you would sow
zou uitzaaien
he/she/it would sow
zouden uitzaaien
we would sow
zouden uitzaaien
you all would sow
zouden uitzaaien
they would sow
Subjunctive mood
zaaie uit
I sow
zaaie uit
you sow
zaaie uit
he/she/it sow
zaaie uit
we sow
zaaie uit
you all sow
zaaie uit
they sow
Past perfect tense
had uitgezaaid
I had sown
had uitgezaaid
you had sown
had uitgezaaid
he/she/it had sown
hadden uitgezaaid
we had sown
hadden uitgezaaid
you all had sown
hadden uitgezaaid
they had sown
Future perf.
zal uitgezaaid hebben
I will have sown
zal uitgezaaid hebben
you will have sown
zal uitgezaaid hebben
he/she/it will have sown
zullen uitgezaaid hebben
we will have sown
zullen uitgezaaid hebben
you all will have sown
zullen uitgezaaid hebben
they will have sown
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgezaaid hebben
I would have sown
zou uitgezaaid hebben
you would have sown
zou uitgezaaid hebben
he/she/it would have sown
zouden uitgezaaid hebben
we would have sown
zouden uitgezaaid hebben
you all would have sown
zouden uitgezaaid hebben
they would have sown
Present bijzin tense
uitzaai
I sow
uitzaait
you sow
uitzaait
he/she/it sows
uitzaaien
we sow
uitzaaien
you all sow
uitzaaien
they sow
Past bijzin tense
uitzaaide
I sowed
uitzaaide
you sowed
uitzaaide
he/she/it sowed
uitzaaiden
we sowed
uitzaaiden
you all sowed
uitzaaiden
they sowed
Future bijzin tense
zal uitzaaien
I will sow
zult uitzaaien
you will sow
zal uitzaaien
he/she/it will sow
zullen uitzaaien
we will sow
zullen uitzaaien
you all will sow
zullen uitzaaien
they will sow
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitzaaien
I would sow
zou uitzaaien
you would sow
zou uitzaaien
he/she/it would sow
zouden uitzaaien
we would sow
zouden uitzaaien
you all would sow
zouden uitzaaien
they would sow
Subjunctive bijzin mood
uitzaaie
I sow
uitzaaie
you sow
uitzaaie
he/she/it sow
uitzaaie
we sow
uitzaaie
you all sow
uitzaaie
they sow
Du
Ihr
Imperative mood
zaai uit
sow
zaait uit
sow

Further details about this page

LOCATION