Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

uitvloeien

to liquify

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of uitvloeien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vloei uit
I liquify
vloeit uit
you liquify
vloeit uit
he/she/it liquifies
vloeien uit
we liquify
vloeien uit
you all liquify
vloeien uit
they liquify
Present perfect tense
ben uitgevloeid
I have liquified
bent uitgevloeid
you have liquified
is uitgevloeid
he/she/it has liquified
zijn uitgevloeid
we have liquified
zijn uitgevloeid
you all have liquified
zijn uitgevloeid
they have liquified
Past tense
vloeide uit
I liquified
vloeide uit
you liquified
vloeide uit
he/she/it liquified
vloeiden uit
we liquified
vloeiden uit
you all liquified
vloeiden uit
they liquified
Future tense
zal uitvloeien
I will liquify
zult uitvloeien
you will liquify
zal uitvloeien
he/she/it will liquify
zullen uitvloeien
we will liquify
zullen uitvloeien
you all will liquify
zullen uitvloeien
they will liquify
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitvloeien
I would liquify
zou uitvloeien
you would liquify
zou uitvloeien
he/she/it would liquify
zouden uitvloeien
we would liquify
zouden uitvloeien
you all would liquify
zouden uitvloeien
they would liquify
Subjunctive mood
vloeie uit
I liquify
vloeie uit
you liquify
vloeie uit
he/she/it liquify
vloeie uit
we liquify
vloeie uit
you all liquify
vloeie uit
they liquify
Past perfect tense
was uitgevloeid
I had liquified
was uitgevloeid
you had liquified
was uitgevloeid
he/she/it had liquified
waren uitgevloeid
we had liquified
waren uitgevloeid
you all had liquified
waren uitgevloeid
they had liquified
Future perf.
zal uitgevloeid zijn
I will have liquified
zal uitgevloeid zijn
you will have liquified
zal uitgevloeid zijn
he/she/it will have liquified
zullen uitgevloeid zijn
we will have liquified
zullen uitgevloeid zijn
you all will have liquified
zullen uitgevloeid zijn
they will have liquified
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgevloeid zijn
I would have liquified
zou uitgevloeid zijn
you would have liquified
zou uitgevloeid zijn
he/she/it would have liquified
zouden uitgevloeid zijn
we would have liquified
zouden uitgevloeid zijn
you all would have liquified
zouden uitgevloeid zijn
they would have liquified
Present bijzin tense
uitvloei
I liquify
uitvloeit
you liquify
uitvloeit
he/she/it liquifies
uitvloeien
we liquify
uitvloeien
you all liquify
uitvloeien
they liquify
Past bijzin tense
uitvloeide
I liquified
uitvloeide
you liquified
uitvloeide
he/she/it liquified
uitvloeiden
we liquified
uitvloeiden
you all liquified
uitvloeiden
they liquified
Future bijzin tense
zal uitvloeien
I will liquify
zult uitvloeien
you will liquify
zal uitvloeien
he/she/it will liquify
zullen uitvloeien
we will liquify
zullen uitvloeien
you all will liquify
zullen uitvloeien
they will liquify
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitvloeien
I would liquify
zou uitvloeien
you would liquify
zou uitvloeien
he/she/it would liquify
zouden uitvloeien
we would liquify
zouden uitvloeien
you all would liquify
zouden uitvloeien
they would liquify
Subjunctive bijzin mood
uitvloeie
I liquify
uitvloeie
you liquify
uitvloeie
he/she/it liquify
uitvloeie
we liquify
uitvloeie
you all liquify
uitvloeie
they liquify
Du
Ihr
Imperative mood
vloei uit
liquify
vloeit uit
liquify