Uitloggen (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of uitloggen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
log uit
I do
logt uit
you do
logt uit
he/she/it does
loggen uit
we do
loggen uit
you all do
loggen uit
they do
Present perfect tense
heb uitgelogd
I have done
hebt uitgelogd
you have done
heeft uitgelogd
he/she/it has done
hebben uitgelogd
we have done
hebben uitgelogd
you all have done
hebben uitgelogd
they have done
Past tense
logde uit
I did
logde uit
you did
logde uit
he/she/it did
logden uit
we did
logden uit
you all did
logden uit
they did
Future tense
zal uitloggen
I will do
zult uitloggen
you will do
zal uitloggen
he/she/it will do
zullen uitloggen
we will do
zullen uitloggen
you all will do
zullen uitloggen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitloggen
I would do
zou uitloggen
you would do
zou uitloggen
he/she/it would do
zouden uitloggen
we would do
zouden uitloggen
you all would do
zouden uitloggen
they would do
Subjunctive mood
logge uit
I do
logge uit
you do
logge uit
he/she/it do
logge uit
we do
logge uit
you all do
logge uit
they do
Past perfect tense
had uitgelogd
I had done
had uitgelogd
you had done
had uitgelogd
he/she/it had done
hadden uitgelogd
we had done
hadden uitgelogd
you all had done
hadden uitgelogd
they had done
Future perf.
zal uitgelogd hebben
I will have done
zal uitgelogd hebben
you will have done
zal uitgelogd hebben
he/she/it will have done
zullen uitgelogd hebben
we will have done
zullen uitgelogd hebben
you all will have done
zullen uitgelogd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgelogd hebben
I would have done
zou uitgelogd hebben
you would have done
zou uitgelogd hebben
he/she/it would have done
zouden uitgelogd hebben
we would have done
zouden uitgelogd hebben
you all would have done
zouden uitgelogd hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitlog
I do
uitlogt
you do
uitlogt
he/she/it does
uitloggen
we do
uitloggen
you all do
uitloggen
they do
Past bijzin tense
uitlogde
I did
uitlogde
you did
uitlogde
he/she/it did
uitlogden
we did
uitlogden
you all did
uitlogden
they did
Future bijzin tense
zal uitloggen
I will do
zult uitloggen
you will do
zal uitloggen
he/she/it will do
zullen uitloggen
we will do
zullen uitloggen
you all will do
zullen uitloggen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitloggen
I would do
zou uitloggen
you would do
zou uitloggen
he/she/it would do
zouden uitloggen
we would do
zouden uitloggen
you all would do
zouden uitloggen
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitlogge
I do
uitlogge
you do
uitlogge
he/she/it do
uitlogge
we do
uitlogge
you all do
uitlogge
they do
Du
Ihr
Imperative mood
log uit
do
logt uit
do

Examples of uitloggen

Example in DutchTranslation in English
We moeten alle niet - essentiƫle systemen afsluiten, dus ik moet u uitloggen uit het programma.We're going to need to shut down all non-essential systems, so I'd have to log you out of the program.
En matroos Wachter logde uit met een bestelwagen uit het wagenpark, eerder vandaag.And Seaman Wachter did sign out a motor pool van earlier today.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitlangen
do
uitleggen
explain
uitlokken
provoke

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?