Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

uitkippen

to hatch

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of uitkippen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kip uit
I hatch
kipt uit
you hatch
kipt uit
he/she/it hatches
kippen uit
we hatch
kippen uit
you all hatch
kippen uit
they hatch
Present perfect tense
heb uitgekipt
I have hatched
hebt uitgekipt
you have hatched
heeft uitgekipt
he/she/it has hatched
hebben uitgekipt
we have hatched
hebben uitgekipt
you all have hatched
hebben uitgekipt
they have hatched
Past tense
kipte uit
I hatched
kipte uit
you hatched
kipte uit
he/she/it hatched
kipten uit
we hatched
kipten uit
you all hatched
kipten uit
they hatched
Future tense
zal uitkippen
I will hatch
zult uitkippen
you will hatch
zal uitkippen
he/she/it will hatch
zullen uitkippen
we will hatch
zullen uitkippen
you all will hatch
zullen uitkippen
they will hatch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitkippen
I would hatch
zou uitkippen
you would hatch
zou uitkippen
he/she/it would hatch
zouden uitkippen
we would hatch
zouden uitkippen
you all would hatch
zouden uitkippen
they would hatch
Subjunctive mood
kippe uit
I hatch
kippe uit
you hatch
kippe uit
he/she/it hatch
kippe uit
we hatch
kippe uit
you all hatch
kippe uit
they hatch
Past perfect tense
had uitgekipt
I had hatched
had uitgekipt
you had hatched
had uitgekipt
he/she/it had hatched
hadden uitgekipt
we had hatched
hadden uitgekipt
you all had hatched
hadden uitgekipt
they had hatched
Future perf.
zal uitgekipt hebben
I will have hatched
zal uitgekipt hebben
you will have hatched
zal uitgekipt hebben
he/she/it will have hatched
zullen uitgekipt hebben
we will have hatched
zullen uitgekipt hebben
you all will have hatched
zullen uitgekipt hebben
they will have hatched
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgekipt hebben
I would have hatched
zou uitgekipt hebben
you would have hatched
zou uitgekipt hebben
he/she/it would have hatched
zouden uitgekipt hebben
we would have hatched
zouden uitgekipt hebben
you all would have hatched
zouden uitgekipt hebben
they would have hatched
Present bijzin tense
uitkip
I hatch
uitkipt
you hatch
uitkipt
he/she/it hatches
uitkippen
we hatch
uitkippen
you all hatch
uitkippen
they hatch
Past bijzin tense
uitkipte
I hatched
uitkipte
you hatched
uitkipte
he/she/it hatched
uitkipten
we hatched
uitkipten
you all hatched
uitkipten
they hatched
Future bijzin tense
zal uitkippen
I will hatch
zult uitkippen
you will hatch
zal uitkippen
he/she/it will hatch
zullen uitkippen
we will hatch
zullen uitkippen
you all will hatch
zullen uitkippen
they will hatch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitkippen
I would hatch
zou uitkippen
you would hatch
zou uitkippen
he/she/it would hatch
zouden uitkippen
we would hatch
zouden uitkippen
you all would hatch
zouden uitkippen
they would hatch
Subjunctive bijzin mood
uitkippe
I hatch
uitkippe
you hatch
uitkippe
he/she/it hatch
uitkippe
we hatch
uitkippe
you all hatch
uitkippe
they hatch
Du
Ihr
Imperative mood
kip uit
hatch
kipt uit
hatch

Examples of uitkippen

Zonder een ei om die kip uit te broeden komt er geen kip om het eerste ei te leggen.

Well, conversely, without an egg to hatch into the chicken, there will be no chicken to lay the other egg that hatches into the chicken... that lays the egg I mentioned in the first place. - So we got two eggs now?