Uitbraken (to vomit) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of uitbraken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
braak uit
I vomit
braakt uit
you vomit
braakt uit
he/she/it vomits
braken uit
we vomit
braken uit
you all vomit
braken uit
they vomit
Present perfect tense
heb uitgebraakt
I have vomited
hebt uitgebraakt
you have vomited
heeft uitgebraakt
he/she/it has vomited
hebben uitgebraakt
we have vomited
hebben uitgebraakt
you all have vomited
hebben uitgebraakt
they have vomited
Past tense
braakte uit
I vomited
braakte uit
you vomited
braakte uit
he/she/it vomited
braakten uit
we vomited
braakten uit
you all vomited
braakten uit
they vomited
Future tense
zal uitbraken
I will vomit
zult uitbraken
you will vomit
zal uitbraken
he/she/it will vomit
zullen uitbraken
we will vomit
zullen uitbraken
you all will vomit
zullen uitbraken
they will vomit
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitbraken
I would vomit
zou uitbraken
you would vomit
zou uitbraken
he/she/it would vomit
zouden uitbraken
we would vomit
zouden uitbraken
you all would vomit
zouden uitbraken
they would vomit
Subjunctive mood
brake uit
I vomit
brake uit
you vomit
brake uit
he/she/it vomit
brake uit
we vomit
brake uit
you all vomit
brake uit
they vomit
Past perfect tense
had uitgebraakt
I had vomited
had uitgebraakt
you had vomited
had uitgebraakt
he/she/it had vomited
hadden uitgebraakt
we had vomited
hadden uitgebraakt
you all had vomited
hadden uitgebraakt
they had vomited
Future perf.
zal uitgebraakt hebben
I will have vomited
zal uitgebraakt hebben
you will have vomited
zal uitgebraakt hebben
he/she/it will have vomited
zullen uitgebraakt hebben
we will have vomited
zullen uitgebraakt hebben
you all will have vomited
zullen uitgebraakt hebben
they will have vomited
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgebraakt hebben
I would have vomited
zou uitgebraakt hebben
you would have vomited
zou uitgebraakt hebben
he/she/it would have vomited
zouden uitgebraakt hebben
we would have vomited
zouden uitgebraakt hebben
you all would have vomited
zouden uitgebraakt hebben
they would have vomited
Present bijzin tense
uitbraak
I vomit
uitbraakt
you vomit
uitbraakt
he/she/it vomits
uitbraken
we vomit
uitbraken
you all vomit
uitbraken
they vomit
Past bijzin tense
uitbraakte
I vomited
uitbraakte
you vomited
uitbraakte
he/she/it vomited
uitbraakten
we vomited
uitbraakten
you all vomited
uitbraakten
they vomited
Future bijzin tense
zal uitbraken
I will vomit
zult uitbraken
you will vomit
zal uitbraken
he/she/it will vomit
zullen uitbraken
we will vomit
zullen uitbraken
you all will vomit
zullen uitbraken
they will vomit
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitbraken
I would vomit
zou uitbraken
you would vomit
zou uitbraken
he/she/it would vomit
zouden uitbraken
we would vomit
zouden uitbraken
you all would vomit
zouden uitbraken
they would vomit
Subjunctive bijzin mood
uitbrake
I vomit
uitbrake
you vomit
uitbrake
he/she/it vomit
uitbrake
we vomit
uitbrake
you all vomit
uitbrake
they vomit
Du
Ihr
Imperative mood
braak uit
vomit
braakt uit
vomit

Examples of uitbraken

Example in DutchTranslation in English
- Het spontane uitbraken van vreemde objecten. Een teken dat iemand bezeten is.- Spontaneous vomiting or disgorgement of foul or strange objects, usually associated with someone possessed.
Mijn maag kan dit verdriet niet aan, als een dronkaard moet ik het uitbraken.For why my bowels cannot hide her woes, but like a drunkard must I vomit them.
Wat zou je anders wel uitbraken... wanneer we weer zo een griezelige zaak tegenkomen?What are you gonna vomit when we come across one of those, uh, horrific cases ?
Wij zagen de aarde obsceniteiten en godslasterlijkheden uitbraken over hare lippen, van nachtmerrieachtige proporties.We have seen the earth vomit forth from her lips obscenities and profanities of such nightmare proportions.
Ik denk dat we een cholera uitbraak hebben, allemaal dezelfde symptomen... aan ieder die ik het vroeg, bloederige diarree, braken, koortsaanvallen.Well, I'd say we've got a cholera outbreak on our hands. Same symptoms of everyone I ask: uh, bloody diarrhea, vomiting, dazed by fevers.
En als hij de medicatie uitbraakt?What if the kid vomited Tylenol he got in triage?
Ik hield haar haar vast terwijl ze de pannenkoeken uitbraakte.I held my date's hair while she vomited pancakes in the parking lot.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitbakken
let it get crisp
uitbikken
do
uitbleken
bleach
uitboeken
do
uitbraden
do
uitbreken
expand
uitbuiken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'vomit':

None found.
Learning languages?