Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Uitbraken (to vomit) conjugation

Dutch
7 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
braak uit
braakt uit
braakt uit
braken uit
braken uit
braken uit
Present perfect tense
heb uitgebraakt
hebt uitgebraakt
heeft uitgebraakt
hebben uitgebraakt
hebben uitgebraakt
hebben uitgebraakt
Past tense
braakte uit
braakte uit
braakte uit
braakten uit
braakten uit
braakten uit
Future tense
zal uitbraken
zult uitbraken
zal uitbraken
zullen uitbraken
zullen uitbraken
zullen uitbraken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitbraken
zou uitbraken
zou uitbraken
zouden uitbraken
zouden uitbraken
zouden uitbraken
Subjunctive mood
brake uit
brake uit
brake uit
brake uit
brake uit
brake uit
Past perfect tense
had uitgebraakt
had uitgebraakt
had uitgebraakt
hadden uitgebraakt
hadden uitgebraakt
hadden uitgebraakt
Future perf.
zal uitgebraakt hebben
zal uitgebraakt hebben
zal uitgebraakt hebben
zullen uitgebraakt hebben
zullen uitgebraakt hebben
zullen uitgebraakt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgebraakt hebben
zou uitgebraakt hebben
zou uitgebraakt hebben
zouden uitgebraakt hebben
zouden uitgebraakt hebben
zouden uitgebraakt hebben
Present bijzin tense
uitbraak
uitbraakt
uitbraakt
uitbraken
uitbraken
uitbraken
Past bijzin tense
uitbraakte
uitbraakte
uitbraakte
uitbraakten
uitbraakten
uitbraakten
Future bijzin tense
zal uitbraken
zult uitbraken
zal uitbraken
zullen uitbraken
zullen uitbraken
zullen uitbraken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitbraken
zou uitbraken
zou uitbraken
zouden uitbraken
zouden uitbraken
zouden uitbraken
Subjunctive bijzin mood
uitbrake
uitbrake
uitbrake
uitbrake
uitbrake
uitbrake
Du
Ihr
Imperative mood
braak uit
braakt uit

Examples of uitbraken

Example in DutchTranslation in English
- Het spontane uitbraken van vreemde objecten. Een teken dat iemand bezeten is.- Spontaneous vomiting or disgorgement of foul or strange objects, usually associated with someone possessed.
Mijn maag kan dit verdriet niet aan, als een dronkaard moet ik het uitbraken.For why my bowels cannot hide her woes, but like a drunkard must I vomit them.
Wat zou je anders wel uitbraken... wanneer we weer zo een griezelige zaak tegenkomen?What are you gonna vomit when we come across one of those, uh, horrific cases ?
Wij zagen de aarde obsceniteiten en godslasterlijkheden uitbraken over hare lippen, van nachtmerrieachtige proporties.We have seen the earth vomit forth from her lips obscenities and profanities of such nightmare proportions.
Ik denk dat we een cholera uitbraak hebben, allemaal dezelfde symptomen... aan ieder die ik het vroeg, bloederige diarree, braken, koortsaanvallen.Well, I'd say we've got a cholera outbreak on our hands. Same symptoms of everyone I ask: uh, bloody diarrhea, vomiting, dazed by fevers.
En als hij de medicatie uitbraakt?What if the kid vomited Tylenol he got in triage?
Ik hield haar haar vast terwijl ze de pannenkoeken uitbraakte.I held my date's hair while she vomited pancakes in the parking lot.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitbakken
let it get crisp
uitbikken
do
uitbleken
bleach
uitboeken
do
uitbraden
do
uitbreken
expand
uitbuiken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'vomit':

None found.