Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Trossen (to do) conjugation

Dutch
5 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tros
trost
trost
trossen
trossen
trossen
Present perfect tense
heb getrost
hebt getrost
heeft getrost
hebben getrost
hebben getrost
hebben getrost
Past tense
troste
troste
troste
trosten
trosten
trosten
Future tense
zal trossen
zult trossen
zal trossen
zullen trossen
zullen trossen
zullen trossen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou trossen
zou trossen
zou trossen
zouden trossen
zouden trossen
zouden trossen
Subjunctive mood
trosse
trosse
trosse
trosse
trosse
trosse
Past perfect tense
had getrost
had getrost
had getrost
hadden getrost
hadden getrost
hadden getrost
Future perf.
zal getrost hebben
zal getrost hebben
zal getrost hebben
zullen getrost hebben
zullen getrost hebben
zullen getrost hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getrost hebben
zou getrost hebben
zou getrost hebben
zouden getrost hebben
zouden getrost hebben
zouden getrost hebben
Du
Ihr
Imperative mood
tros
trost

Examples of trossen

Example in DutchTranslation in English
De trossen met bessen mogen niet te groot worden... anders worden ze nooit rijp.You don't want the berry clusters to get too large, or they'll never ripen. or they'll never ripen.
Het lukt best, doe jij dat met die trossen nou maar.We'll be fine. Just do that... that casting thing.
Klaarstaan voor trossen los.Stand by to cast off lines and drift if we don't get steam up fast enough.
Ik pluk een grote tros druiven van een struik... en knijp ze fijn boven m'n gezicht, zodat het sap over m'n kin stroomt.I'm gonna get me a whole big bunch of grapes off of the bush... and I'm gonna squash them all over my face... and let the juice drain down off of my chin.
U zei dat die aap op een tros bananen dreef, maar bananen drijven niet.You said the orangutan floated to you on a bundle of bananas. But bananas don't float.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

brossen
do
crossen
do
drossen
abscond
flossen
floss
klossen
do
trassen
do
trijsen
trice
trissen
do
tritsen
do
troeven
trump
trommen
do
trompen
do
trouwen
marry

Similar but longer

strossen
do

Random

toiletteren
commend
transporteren
transport
trekkebenen
draw legs
trompetten
trumpet
tronen
do
troosten
solace
trotseren
defy
tuffen
do
twijfelen
hesitate
uitbellen
dial

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.