Timmeren (to build) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of timmeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
timmer
I build
timmert
you build
timmert
he/she/it builds
timmeren
we build
timmeren
you all build
timmeren
they build
Present perfect tense
heb getimmerd
I have built
hebt getimmerd
you have built
heeft getimmerd
he/she/it has built
hebben getimmerd
we have built
hebben getimmerd
you all have built
hebben getimmerd
they have built
Past tense
timmerde
I built
timmerde
you built
timmerde
he/she/it built
timmerden
we built
timmerden
you all built
timmerden
they built
Future tense
zal timmeren
I will build
zult timmeren
you will build
zal timmeren
he/she/it will build
zullen timmeren
we will build
zullen timmeren
you all will build
zullen timmeren
they will build
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou timmeren
I would build
zou timmeren
you would build
zou timmeren
he/she/it would build
zouden timmeren
we would build
zouden timmeren
you all would build
zouden timmeren
they would build
Subjunctive mood
timmere
I build
timmere
you build
timmere
he/she/it build
timmere
we build
timmere
you all build
timmere
they build
Past perfect tense
had getimmerd
I had built
had getimmerd
you had built
had getimmerd
he/she/it had built
hadden getimmerd
we had built
hadden getimmerd
you all had built
hadden getimmerd
they had built
Future perf.
zal getimmerd hebben
I will have built
zal getimmerd hebben
you will have built
zal getimmerd hebben
he/she/it will have built
zullen getimmerd hebben
we will have built
zullen getimmerd hebben
you all will have built
zullen getimmerd hebben
they will have built
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getimmerd hebben
I would have built
zou getimmerd hebben
you would have built
zou getimmerd hebben
he/she/it would have built
zouden getimmerd hebben
we would have built
zouden getimmerd hebben
you all would have built
zouden getimmerd hebben
they would have built
Du
Ihr
Imperative mood
timmer
build
timmert
build

Examples of timmeren

Example in DutchTranslation in English
De ingenieurs hebben materiaal geleverd om alle woningen en gebouwen dicht te timmeren.What about post infrastructure? Uh, 1st engineers have provided materials for all homes and buildings to be boarded up.
Die Mexicanen timmeren tafels.Got those Mexicans down there building long picnic tables.
Ik kan best timmeren, dus ik maak er één voor haar.I'm okay carpenter, so I'm building her one.
Laat de timmerman 'n kruis voor je timmeren... dan kan je dat rondslepen en as op je hoofd doen. Dat zou je wel passen, niet?Why don't you have the carpenter build you a cross, so you can drag it about the ship and put ashes on your head?
Timmerlieden zijn goed in timmeren.Carpenters are good at building stuff, measuring.
Ik timmer in mijn vrije tijd.I do carpentry. I'm building a dry sink.
Eh..multiplex, hamer, spijkers, schop, hij timmert een soort eh...kist.Plywood, hammer, nails, shovel. He's building a kind of box.
Het is alsof hij een schuur timmert.Sounds like he's building a shed.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

jammeren
lament
lammeren
paralyse
nummeren
assign a number
sommeren
command
tijgeren
creep
titreren
titrate

Similar but longer

aftimmeren
do
betimmeren
accuse
optimmeren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'build':

None found.
Learning languages?