Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Timmeren (to build) conjugation

Dutch
8 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
timmer
timmert
timmert
timmeren
timmeren
timmeren
Present perfect tense
heb getimmerd
hebt getimmerd
heeft getimmerd
hebben getimmerd
hebben getimmerd
hebben getimmerd
Past tense
timmerde
timmerde
timmerde
timmerden
timmerden
timmerden
Future tense
zal timmeren
zult timmeren
zal timmeren
zullen timmeren
zullen timmeren
zullen timmeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou timmeren
zou timmeren
zou timmeren
zouden timmeren
zouden timmeren
zouden timmeren
Subjunctive mood
timmere
timmere
timmere
timmere
timmere
timmere
Past perfect tense
had getimmerd
had getimmerd
had getimmerd
hadden getimmerd
hadden getimmerd
hadden getimmerd
Future perf.
zal getimmerd hebben
zal getimmerd hebben
zal getimmerd hebben
zullen getimmerd hebben
zullen getimmerd hebben
zullen getimmerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getimmerd hebben
zou getimmerd hebben
zou getimmerd hebben
zouden getimmerd hebben
zouden getimmerd hebben
zouden getimmerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
timmer
timmert

Examples of timmeren

Example in DutchTranslation in English
De ingenieurs hebben materiaal geleverd om alle woningen en gebouwen dicht te timmeren.What about post infrastructure? Uh, 1st engineers have provided materials for all homes and buildings to be boarded up.
Die Mexicanen timmeren tafels.Got those Mexicans down there building long picnic tables.
Ik kan best timmeren, dus ik maak er één voor haar.I'm okay carpenter, so I'm building her one.
Laat de timmerman 'n kruis voor je timmeren... dan kan je dat rondslepen en as op je hoofd doen. Dat zou je wel passen, niet?Why don't you have the carpenter build you a cross, so you can drag it about the ship and put ashes on your head?
Timmerlieden zijn goed in timmeren.Carpenters are good at building stuff, measuring.
Ik timmer in mijn vrije tijd.I do carpentry. I'm building a dry sink.
Eh..multiplex, hamer, spijkers, schop, hij timmert een soort eh...kist.Plywood, hammer, nails, shovel. He's building a kind of box.
Het is alsof hij een schuur timmert.Sounds like he's building a shed.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

jammeren
lament
lammeren
paralyse
nummeren
assign a number
sommeren
command
tijgeren
creep
titreren
titrate

Similar but longer

aftimmeren
do
betimmeren
accuse
optimmeren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'build':

None found.