Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Stranden (to run ashore) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
strand
strandt
strandt
stranden
stranden
stranden
Present perfect tense
ben gestrand
bent gestrand
is gestrand
zijn gestrand
zijn gestrand
zijn gestrand
Past tense
strandde
strandde
strandde
strandden
strandden
strandden
Future tense
zal stranden
zult stranden
zal stranden
zullen stranden
zullen stranden
zullen stranden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stranden
zou stranden
zou stranden
zouden stranden
zouden stranden
zouden stranden
Subjunctive mood
strande
strande
strande
strande
strande
strande
Past perfect tense
was gestrand
was gestrand
was gestrand
waren gestrand
waren gestrand
waren gestrand
Future perf.
zal gestrand zijn
zal gestrand zijn
zal gestrand zijn
zullen gestrand zijn
zullen gestrand zijn
zullen gestrand zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gestrand zijn
zou gestrand zijn
zou gestrand zijn
zouden gestrand zijn
zouden gestrand zijn
zouden gestrand zijn
Du
Ihr
Imperative mood
strand
strandt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afranden
do
omranden
rim
straffen
punish
strijden
fight

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

staren
gaze
stijfvloeken
stiff curses
stompen
punch
storen
disturb
stoten
bump
stotteren
stutter
stralen
radiate
streaken
streak
strijken
stroke
stuken
plaster

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'run ashore':

None found.