Snateren (to cackle) conjugation

Dutch

Conjugation of snateren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snater
I cackle
snatert
you cackle
snatert
he/she/it cackles
snateren
we cackle
snateren
you all cackle
snateren
they cackle
Present perfect tense
heb gesnaterd
I have cackled
hebt gesnaterd
you have cackled
heeft gesnaterd
he/she/it has cackled
hebben gesnaterd
we have cackled
hebben gesnaterd
you all have cackled
hebben gesnaterd
they have cackled
Past tense
snaterde
I cackled
snaterde
you cackled
snaterde
he/she/it cackled
snaterden
we cackled
snaterden
you all cackled
snaterden
they cackled
Future tense
zal snateren
I will cackle
zult snateren
you will cackle
zal snateren
he/she/it will cackle
zullen snateren
we will cackle
zullen snateren
you all will cackle
zullen snateren
they will cackle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou snateren
I would cackle
zou snateren
you would cackle
zou snateren
he/she/it would cackle
zouden snateren
we would cackle
zouden snateren
you all would cackle
zouden snateren
they would cackle
Subjunctive mood
snatere
I cackle
snatere
you cackle
snatere
he/she/it cackle
snatere
we cackle
snatere
you all cackle
snatere
they cackle
Past perfect tense
had gesnaterd
I had cackled
had gesnaterd
you had cackled
had gesnaterd
he/she/it had cackled
hadden gesnaterd
we had cackled
hadden gesnaterd
you all had cackled
hadden gesnaterd
they had cackled
Future perf.
zal gesnaterd hebben
I will have cackled
zal gesnaterd hebben
you will have cackled
zal gesnaterd hebben
he/she/it will have cackled
zullen gesnaterd hebben
we will have cackled
zullen gesnaterd hebben
you all will have cackled
zullen gesnaterd hebben
they will have cackled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesnaterd hebben
I would have cackled
zou gesnaterd hebben
you would have cackled
zou gesnaterd hebben
he/she/it would have cackled
zouden gesnaterd hebben
we would have cackled
zouden gesnaterd hebben
you all would have cackled
zouden gesnaterd hebben
they would have cackled
Du
Ihr
Imperative mood
snater
cackle
snatert
cackle

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

epateren
do
flateren
flat honor
klateren
gurgle
plateren
plat
sauteren
do
sinteren
sinter
sorteren
sort

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

skeeleren
do
sluizen
do
smeken
beg
smetten
stain
smotsen
do
snappen
pant
snauwen
snarl
socialiseren
socialize
soggen
do
soleren
solo

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cackle':

None found.
Learning languages?