Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Reveleren (to reveal) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
reveleer
reveleert
reveleert
reveleren
reveleren
reveleren
Present perfect tense
heb gereveleerd
hebt gereveleerd
heeft gereveleerd
hebben gereveleerd
hebben gereveleerd
hebben gereveleerd
Past tense
reveleerde
reveleerde
reveleerde
reveleerden
reveleerden
reveleerden
Future tense
zal reveleren
zult reveleren
zal reveleren
zullen reveleren
zullen reveleren
zullen reveleren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou reveleren
zou reveleren
zou reveleren
zouden reveleren
zouden reveleren
zouden reveleren
Subjunctive mood
revelere
revelere
revelere
revelere
revelere
revelere
Past perfect tense
had gereveleerd
had gereveleerd
had gereveleerd
hadden gereveleerd
hadden gereveleerd
hadden gereveleerd
Future perf.
zal gereveleerd hebben
zal gereveleerd hebben
zal gereveleerd hebben
zullen gereveleerd hebben
zullen gereveleerd hebben
zullen gereveleerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gereveleerd hebben
zou gereveleerd hebben
zou gereveleerd hebben
zouden gereveleerd hebben
zouden gereveleerd hebben
zouden gereveleerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
reveleer
reveleert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

regaleren
do
reguleren
do
revideren
do
reviseren
overhaul

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

regionaliseren
regionalise
reizen
travel
repliceren
reply
retarderen
you retard
revaloriseren
do
revancheren
vindicate
reven
reef
richten
do
ritselen
rustle
ritsen
scribe

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'reveal':

None found.