Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Resumeren (to summarize) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
resumeer
resumeert
resumeert
resumeren
resumeren
resumeren
Present perfect tense
heb geresumeerd
hebt geresumeerd
heeft geresumeerd
hebben geresumeerd
hebben geresumeerd
hebben geresumeerd
Past tense
resumeerde
resumeerde
resumeerde
resumeerden
resumeerden
resumeerden
Future tense
zal resumeren
zult resumeren
zal resumeren
zullen resumeren
zullen resumeren
zullen resumeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou resumeren
zou resumeren
zou resumeren
zouden resumeren
zouden resumeren
zouden resumeren
Subjunctive mood
resumere
resumere
resumere
resumere
resumere
resumere
Past perfect tense
had geresumeerd
had geresumeerd
had geresumeerd
hadden geresumeerd
hadden geresumeerd
hadden geresumeerd
Future perf.
zal geresumeerd hebben
zal geresumeerd hebben
zal geresumeerd hebben
zullen geresumeerd hebben
zullen geresumeerd hebben
zullen geresumeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geresumeerd hebben
zou geresumeerd hebben
zou geresumeerd hebben
zouden geresumeerd hebben
zouden geresumeerd hebben
zouden geresumeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
resumeer
resumeert

Examples of resumeren

Example in DutchTranslation in English
...even resumeren, De kappa is ongeveer 1 meter lang......and now to summarize, the kappa is about a meter long...
Zou u het toch willen resumeren, minister?Nonetheless, could you summarize, Mr. Secretary?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

assumeren
do
resideren
dwell
resoneren
resound

Similar but longer

presumeren
do

Random

preoccuperen
do
pulseren
pulsate
rectificeren
rectify
reguleren
do
renen
run
rentenieren
live on private means
resulteren
result
retarderen
you retard
rikketikken
do
ringelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'summarize':

None found.