Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Repliceren (to reply) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
repliceer
repliceert
repliceert
repliceren
repliceren
repliceren
Present perfect tense
heb gerepliceerd
hebt gerepliceerd
heeft gerepliceerd
hebben gerepliceerd
hebben gerepliceerd
hebben gerepliceerd
Past tense
repliceerde
repliceerde
repliceerde
repliceerden
repliceerden
repliceerden
Future tense
zal repliceren
zult repliceren
zal repliceren
zullen repliceren
zullen repliceren
zullen repliceren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou repliceren
zou repliceren
zou repliceren
zouden repliceren
zouden repliceren
zouden repliceren
Subjunctive mood
replicere
replicere
replicere
replicere
replicere
replicere
Past perfect tense
had gerepliceerd
had gerepliceerd
had gerepliceerd
hadden gerepliceerd
hadden gerepliceerd
hadden gerepliceerd
Future perf.
zal gerepliceerd hebben
zal gerepliceerd hebben
zal gerepliceerd hebben
zullen gerepliceerd hebben
zullen gerepliceerd hebben
zullen gerepliceerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gerepliceerd hebben
zou gerepliceerd hebben
zou gerepliceerd hebben
zouden gerepliceerd hebben
zouden gerepliceerd hebben
zouden gerepliceerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
repliceer
repliceert

Examples of repliceren

Example in DutchTranslation in English
Waar Mr Hollis repliceerde... hetenzij we kunnen bewijzen dat je een gevaar voor jezelf of iemand anders bent... moet je tot die tijd hier blijven'.To which Mr. Hollis replied, "Unless we can prove that you're a danger to yourself or someone else, you will have to remain in this house."
Waarop ik repliceerde, "monogamie is dat ook. "To which I replied, "So's monogamy."

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

dupliceren
harm
expliceren
expire
impliceren
imply

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

raffineren
refine
recreëren
reconstruct
relativeren
relativize
remmen
brake
renonceren
renounce
repeteren
rehearse
reppen
report
ressorteren
fall
revalueren
revalue
riedelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'reply':

None found.