Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opvriezen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of opvriezen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vries op
I do
vriest op
you do
vriest op
he/she/it does
vriezen op
we do
vriezen op
you all do
vriezen op
they do
Present perfect tense
ben opgevroren
I have done
bent opgevroren
you have done
is opgevroren
he/she/it has done
zijn opgevroren
we have done
zijn opgevroren
you all have done
zijn opgevroren
they have done
Past tense
vroor op
I did
vroor op
you did
vroor op
he/she/it did
vroren op
we did
vroren op
you all did
vroren op
they did
Future tense
zal opvriezen
I will do
zult opvriezen
you will do
zal opvriezen
he/she/it will do
zullen opvriezen
we will do
zullen opvriezen
you all will do
zullen opvriezen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opvriezen
I would do
zou opvriezen
you would do
zou opvriezen
he/she/it would do
zouden opvriezen
we would do
zouden opvriezen
you all would do
zouden opvriezen
they would do
Subjunctive mood
vrieze op
I do
vrieze op
you do
vrieze op
he/she/it do
vrieze op
we do
vrieze op
you all do
vrieze op
they do
Past perfect tense
was opgevroren
I had done
was opgevroren
you had done
was opgevroren
he/she/it had done
waren opgevroren
we had done
waren opgevroren
you all had done
waren opgevroren
they had done
Future perf.
zal opgevroren zijn
I will have done
zal opgevroren zijn
you will have done
zal opgevroren zijn
he/she/it will have done
zullen opgevroren zijn
we will have done
zullen opgevroren zijn
you all will have done
zullen opgevroren zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgevroren zijn
I would have done
zou opgevroren zijn
you would have done
zou opgevroren zijn
he/she/it would have done
zouden opgevroren zijn
we would have done
zouden opgevroren zijn
you all would have done
zouden opgevroren zijn
they would have done
Present bijzin tense
opvries
I do
opvriest
you do
opvriest
he/she/it does
opvriezen
we do
opvriezen
you all do
opvriezen
they do
Past bijzin tense
opvroor
I did
opvroor
you did
opvroor
he/she/it did
opvroren
we did
opvroren
you all did
opvroren
they did
Future bijzin tense
zal opvriezen
I will do
zult opvriezen
you will do
zal opvriezen
he/she/it will do
zullen opvriezen
we will do
zullen opvriezen
you all will do
zullen opvriezen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opvriezen
I would do
zou opvriezen
you would do
zou opvriezen
he/she/it would do
zouden opvriezen
we would do
zouden opvriezen
you all would do
zouden opvriezen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opvrieze
I do
opvrieze
you do
opvrieze
he/she/it do
opvrieze
we do
opvrieze
you all do
opvrieze
they do
Du
Ihr
Imperative mood
vries op
do
vriest op
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afvriezen
do
bevriezen
freeze
invriezen
freeze in

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.