Opsmullen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of opsmullen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
smul op
I do
smult op
you do
smult op
he/she/it does
smullen op
we do
smullen op
you all do
smullen op
they do
Present perfect tense
heb opgesmuld
I have done
hebt opgesmuld
you have done
heeft opgesmuld
he/she/it has done
hebben opgesmuld
we have done
hebben opgesmuld
you all have done
hebben opgesmuld
they have done
Past tense
smulde op
I did
smulde op
you did
smulde op
he/she/it did
smulden op
we did
smulden op
you all did
smulden op
they did
Future tense
zal opsmullen
I will do
zult opsmullen
you will do
zal opsmullen
he/she/it will do
zullen opsmullen
we will do
zullen opsmullen
you all will do
zullen opsmullen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opsmullen
I would do
zou opsmullen
you would do
zou opsmullen
he/she/it would do
zouden opsmullen
we would do
zouden opsmullen
you all would do
zouden opsmullen
they would do
Subjunctive mood
smulle op
I do
smulle op
you do
smulle op
he/she/it do
smulle op
we do
smulle op
you all do
smulle op
they do
Past perfect tense
had opgesmuld
I had done
had opgesmuld
you had done
had opgesmuld
he/she/it had done
hadden opgesmuld
we had done
hadden opgesmuld
you all had done
hadden opgesmuld
they had done
Future perf.
zal opgesmuld hebben
I will have done
zal opgesmuld hebben
you will have done
zal opgesmuld hebben
he/she/it will have done
zullen opgesmuld hebben
we will have done
zullen opgesmuld hebben
you all will have done
zullen opgesmuld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgesmuld hebben
I would have done
zou opgesmuld hebben
you would have done
zou opgesmuld hebben
he/she/it would have done
zouden opgesmuld hebben
we would have done
zouden opgesmuld hebben
you all would have done
zouden opgesmuld hebben
they would have done
Present bijzin tense
opsmul
I do
opsmult
you do
opsmult
he/she/it does
opsmullen
we do
opsmullen
you all do
opsmullen
they do
Past bijzin tense
opsmulde
I did
opsmulde
you did
opsmulde
he/she/it did
opsmulden
we did
opsmulden
you all did
opsmulden
they did
Future bijzin tense
zal opsmullen
I will do
zult opsmullen
you will do
zal opsmullen
he/she/it will do
zullen opsmullen
we will do
zullen opsmullen
you all will do
zullen opsmullen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opsmullen
I would do
zou opsmullen
you would do
zou opsmullen
he/she/it would do
zouden opsmullen
we would do
zouden opsmullen
you all would do
zouden opsmullen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opsmulle
I do
opsmulle
you do
opsmulle
he/she/it do
opsmulle
we do
opsmulle
you all do
opsmulle
they do
Du
Ihr
Imperative mood
smul op
do
smult op
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opkrullen
curl
opsmukken
dress up
opstellen
draft

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?