Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

opschorsen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of opschorsen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schors op
I do
schorst op
you do
schorst op
he/she/it does
schorsen op
we do
schorsen op
you all do
schorsen op
they do
Present perfect tense
heb opgeschorst
I have done
hebt opgeschorst
you have done
heeft opgeschorst
he/she/it has done
hebben opgeschorst
we have done
hebben opgeschorst
you all have done
hebben opgeschorst
they have done
Past tense
schorste op
I did
schorste op
you did
schorste op
he/she/it did
schorsten op
we did
schorsten op
you all did
schorsten op
they did
Future tense
zal opschorsen
I will do
zult opschorsen
you will do
zal opschorsen
he/she/it will do
zullen opschorsen
we will do
zullen opschorsen
you all will do
zullen opschorsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opschorsen
I would do
zou opschorsen
you would do
zou opschorsen
he/she/it would do
zouden opschorsen
we would do
zouden opschorsen
you all would do
zouden opschorsen
they would do
Subjunctive mood
schorse op
I do
schorse op
you do
schorse op
he/she/it do
schorse op
we do
schorse op
you all do
schorse op
they do
Past perfect tense
had opgeschorst
I had done
had opgeschorst
you had done
had opgeschorst
he/she/it had done
hadden opgeschorst
we had done
hadden opgeschorst
you all had done
hadden opgeschorst
they had done
Future perf.
zal opgeschorst hebben
I will have done
zal opgeschorst hebben
you will have done
zal opgeschorst hebben
he/she/it will have done
zullen opgeschorst hebben
we will have done
zullen opgeschorst hebben
you all will have done
zullen opgeschorst hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeschorst hebben
I would have done
zou opgeschorst hebben
you would have done
zou opgeschorst hebben
he/she/it would have done
zouden opgeschorst hebben
we would have done
zouden opgeschorst hebben
you all would have done
zouden opgeschorst hebben
they would have done
Present bijzin tense
opschors
I do
opschorst
you do
opschorst
he/she/it does
opschorsen
we do
opschorsen
you all do
opschorsen
they do
Past bijzin tense
opschorste
I did
opschorste
you did
opschorste
he/she/it did
opschorsten
we did
opschorsten
you all did
opschorsten
they did
Future bijzin tense
zal opschorsen
I will do
zult opschorsen
you will do
zal opschorsen
he/she/it will do
zullen opschorsen
we will do
zullen opschorsen
you all will do
zullen opschorsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opschorsen
I would do
zou opschorsen
you would do
zou opschorsen
he/she/it would do
zouden opschorsen
we would do
zouden opschorsen
you all would do
zouden opschorsen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opschorse
I do
opschorse
you do
opschorse
he/she/it do
opschorse
we do
opschorse
you all do
opschorse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
schors op
do
schorst op
do

Further details about this page

LOCATION

RELATED PAGES