Opschakelen (to override) conjugation

Dutch

Conjugation of opschakelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schakel op
I override
schakelt op
you override
schakelt op
he/she/it overrides
schakelen op
we override
schakelen op
you all override
schakelen op
they override
Present perfect tense
heb opgeschakeld
I have overridden
hebt opgeschakeld
you have overridden
heeft opgeschakeld
he/she/it has overridden
hebben opgeschakeld
we have overridden
hebben opgeschakeld
you all have overridden
hebben opgeschakeld
they have overridden
Past tense
schakelde op
I overrode
schakelde op
you overrode
schakelde op
he/she/it overrode
schakelden op
we overrode
schakelden op
you all overrode
schakelden op
they overrode
Future tense
zal opschakelen
I will override
zult opschakelen
you will override
zal opschakelen
he/she/it will override
zullen opschakelen
we will override
zullen opschakelen
you all will override
zullen opschakelen
they will override
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opschakelen
I would override
zou opschakelen
you would override
zou opschakelen
he/she/it would override
zouden opschakelen
we would override
zouden opschakelen
you all would override
zouden opschakelen
they would override
Subjunctive mood
schakele op
I override
schakele op
you override
schakele op
he/she/it override
schakele op
we override
schakele op
you all override
schakele op
they override
Past perfect tense
had opgeschakeld
I had overridden
had opgeschakeld
you had overridden
had opgeschakeld
he/she/it had overridden
hadden opgeschakeld
we had overridden
hadden opgeschakeld
you all had overridden
hadden opgeschakeld
they had overridden
Future perf.
zal opgeschakeld hebben
I will have overridden
zal opgeschakeld hebben
you will have overridden
zal opgeschakeld hebben
he/she/it will have overridden
zullen opgeschakeld hebben
we will have overridden
zullen opgeschakeld hebben
you all will have overridden
zullen opgeschakeld hebben
they will have overridden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeschakeld hebben
I would have overridden
zou opgeschakeld hebben
you would have overridden
zou opgeschakeld hebben
he/she/it would have overridden
zouden opgeschakeld hebben
we would have overridden
zouden opgeschakeld hebben
you all would have overridden
zouden opgeschakeld hebben
they would have overridden
Present bijzin tense
opschakel
I override
opschakelt
you override
opschakelt
he/she/it overrides
opschakelen
we override
opschakelen
you all override
opschakelen
they override
Past bijzin tense
opschakelde
I overrode
opschakelde
you overrode
opschakelde
he/she/it overrode
opschakelden
we overrode
opschakelden
you all overrode
opschakelden
they overrode
Future bijzin tense
zal opschakelen
I will override
zult opschakelen
you will override
zal opschakelen
he/she/it will override
zullen opschakelen
we will override
zullen opschakelen
you all will override
zullen opschakelen
they will override
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opschakelen
I would override
zou opschakelen
you would override
zou opschakelen
he/she/it would override
zouden opschakelen
we would override
zouden opschakelen
you all would override
zouden opschakelen
they would override
Subjunctive bijzin mood
opschakele
I override
opschakele
you override
opschakele
he/she/it override
opschakele
we override
opschakele
you all override
opschakele
they override
Du
Ihr
Imperative mood
schakel op
override
schakelt op
override

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afschakelen
put down
inschakelen
switch
omschakelen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

openhalen
do
oplopen
walk up
opmonteren
cheer up
opraken
run down
opruwen
roughen
opschalen
do
opschommelen
unearth
opslurpen
sip
opsnijden
fudge
opsnoepen
consume valuable family

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'override':

None found.
Learning languages?