Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Oppikken (to pick) conjugation

Dutch
40 examples

Conjugation of oppikken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pik op
I pick
pikt op
you pick
pikt op
he/she/it picks
pikken op
we pick
pikken op
you all pick
pikken op
they pick
Present perfect tense
heb opgepikt
I have picked
hebt opgepikt
you have picked
heeft opgepikt
he/she/it has picked
hebben opgepikt
we have picked
hebben opgepikt
you all have picked
hebben opgepikt
they have picked
Past tense
pikte op
I picked
pikte op
you picked
pikte op
he/she/it picked
pikten op
we picked
pikten op
you all picked
pikten op
they picked
Future tense
zal oppikken
I will pick
zult oppikken
you will pick
zal oppikken
he/she/it will pick
zullen oppikken
we will pick
zullen oppikken
you all will pick
zullen oppikken
they will pick
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou oppikken
I would pick
zou oppikken
you would pick
zou oppikken
he/she/it would pick
zouden oppikken
we would pick
zouden oppikken
you all would pick
zouden oppikken
they would pick
Subjunctive mood
pikke op
I pick
pikke op
you pick
pikke op
he/she/it pick
pikke op
we pick
pikke op
you all pick
pikke op
they pick
Past perfect tense
had opgepikt
I had picked
had opgepikt
you had picked
had opgepikt
he/she/it had picked
hadden opgepikt
we had picked
hadden opgepikt
you all had picked
hadden opgepikt
they had picked
Future perf.
zal opgepikt hebben
I will have picked
zal opgepikt hebben
you will have picked
zal opgepikt hebben
he/she/it will have picked
zullen opgepikt hebben
we will have picked
zullen opgepikt hebben
you all will have picked
zullen opgepikt hebben
they will have picked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgepikt hebben
I would have picked
zou opgepikt hebben
you would have picked
zou opgepikt hebben
he/she/it would have picked
zouden opgepikt hebben
we would have picked
zouden opgepikt hebben
you all would have picked
zouden opgepikt hebben
they would have picked
Present bijzin tense
oppik
I pick
oppikt
you pick
oppikt
he/she/it picks
oppikken
we pick
oppikken
you all pick
oppikken
they pick
Past bijzin tense
oppikte
I picked
oppikte
you picked
oppikte
he/she/it picked
oppikten
we picked
oppikten
you all picked
oppikten
they picked
Future bijzin tense
zal oppikken
I will pick
zult oppikken
you will pick
zal oppikken
he/she/it will pick
zullen oppikken
we will pick
zullen oppikken
you all will pick
zullen oppikken
they will pick
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou oppikken
I would pick
zou oppikken
you would pick
zou oppikken
he/she/it would pick
zouden oppikken
we would pick
zouden oppikken
you all would pick
zouden oppikken
they would pick
Subjunctive bijzin mood
oppikke
I pick
oppikke
you pick
oppikke
he/she/it pick
oppikke
we pick
oppikke
you all pick
oppikke
they pick
Du
Ihr
Imperative mood
pik op
pick
pikt op
pick

Examples of oppikken

Example in DutchTranslation in English
"Beste weirdo, kom weirdo kind oppikken"."Dear Weirdo, pick up weirdo kid."
'k Moest m'n broer in 't ziekenhuis ophalen... wat spul voor Lois oppikken... en doorsturen naar wat klanten in Atlanta.I had to pick up my brother at the hospital and pick up some stuff for Lois to fly down to some customers I had near Atlanta.
- Aan wal? Een ambulance zal hem oppikken.An ambulance will pick him up.
- Amthor dacht dat ik het moet oppikken.- Amthor figured I picked it up.
- De politie kreeg instructies om deze jongeren te komen oppikken en naar huis te brengen.- The police have been instructed to come and pick up these kids and take them home.
- Dus God heeft de pik op je?So God is picking on you, is that what you're saying?
- Ik weet hoe het is als iemand de pik op je heeft. Merlijn!I know what's it's like to be picked on.
Als ik klein was en iemand had de pik op me... zou ik hem vertellen wie mijn broer was,If somebody picked on me when I was little... (chuckles) I'd tell him who my brother was,
Andere kinderen hebben de pik op ze.Other kids pick on them.
Daphne, hoeft niet de pik op je broer.Daphne, don't go picking on your brother.
Een bus pikt op Central Avenue acht passagiers op."A bus travelling on Central Avenue begins by picking up eight passengers.
De staat departementen pikken op geloofwaardige gebabbel, rond de loterij aankondiging.The state department's picking up credible chatter around the lottery announcement.
We pikken op de hoge band frequenties distorsie op.We're picking up distortion on all the high-band frequencies.
- Aan de oostkant werd ik door iemand opgepikt.- I was picked up in the east end by someone.
- Achttien mannen zijn opgepikt.A Canadian trawler picked up 18 survivors.
- Cherie is een jazz zangeres... die ik in een bluesbar in Brooklyn heb opgepikt.What's with the side show? Cherie is a little jazz singer That i picked up in a blues bar in brooklyn.
- Dat betekent dat het door een andere trein is opgepikt.Which means another train picked it up.
- Dat heb ik opgepikt.- I picked that up.
Hij pikte op die angst in.He picked up on that fear.
- Omdat ik dingen oppik.- 'Cause I pick up on things, I think.
Als ik doorhaal en Zoë op het vliegveld oppik, heb ik koffie nodig.If I'm gonna power through and pick up Zoë at the airport, I need coffee.
Als ik je nou 's om 08.00 uur oppik.I was thinking I could pick you up around 8 in the morning.
Als ik later weer terug kom en je oppik?Okay, well, what if I come back later and just pick you up?
Als ik mijn zending oppik.When I pick up my shipment.
- Of Jim die liftster oppikt.- On what? On whether Jim picks up this hitchhiker.
- Oké, ik heb... het nummer van de chauffeur. Ik kan hem bellen, en vragen of hij ons... oppikt bij de volgende stop.- Look, I got that... that driver guy's number, and I can call him, and then they pick us up at where ever they stop this.
- Terwijl je een meid oppikt.While picking up a girl.
- Zeg tegen je moeder dat ze ons over een uur oppikt.- Tell your mother to pick us up in an hour.
A-200's, die houten rotdingen die de detector niet oppikt.A-200s, the little wooden bastards that the mine detectors don't pick up.
"Je wist wat ik was toen je me oppikte."You knew what I was when you picked me up?
'Lieve Thomas, je pikte altijd vrouwen op... zoals je modder op je schoenen oppikte. '"Dear Thomas, you always picked up women "like you picked up mud on your shoes. "
- Een klant die hij vorig jaar oppikte.- Customer he picked up at JFK last summer.
- Een slet die ik oppikte in Jonestown.Some skank I picked up in Jonestown.
- Ondanks dat u de maand niet weet, kunt u met zekerheid zeggen dat u deze man niet oppikte, die niet zelf reed en verdween van de plek, waar u eerder een slachtoffer oppikte?Yeah. Yet, despite not knowing what month it was, you can say with certainty that you didn't pick up this man, who we know didn't drive, and who disappeared from the very spot you admit to having picked up a previous victim?
- Het klinkt alsof ze het oppikten bij de dokken, dichtbij jou.- Sounds like they picked up over at the docks, by you.
- Hij wilde vluchten toen we hem oppikten.He tried to bolt when we picked him up. The guy put up a hell of a fight.
Dat klinkt al beter, en u was onderweg om het te gaan halen toen wij u oppikten.that sounds more like it, and you were on your way to get it when we picked you up.
Die meid was helaas bij je vriend toen we hem oppikten.Unfortunately, the girl was with your friend when we picked him up.
Echt waar, op het moment dat ik 15 werd, hadden mijn vriend en ik 68 dollar verdiend, wat genoeg was voor een buskaartje, een taxiritje en een warme maaltijd in Cafe Figaro, waar jullie mij oppikten.Seriously, by the time I was 15, between me and my friend, we had 68 bucks, which was enough for a bus ticket and cab fare and a hot meal at Cafe Figaro, where you guys picked me up.
Zij alleen in haar kleine auto, mensen van de straat oppikkend.Just her alone in her little bug, picking men up off the street.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afpikken
do
bepikken
do
inpikken
pinch
opbakken
veneer
opdekken
upstand ranges
opdokken
loosen up
opfokken
breed
ophakken
bluff
ophikken
do
ophokken
do
oplikken
lick
oppakken
do
oppiepen
do
oppijpen
do
oprekken
stretch

Similar but longer

opprikken
pin up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pick':

None found.