Opboksen (to compete) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of opboksen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
boks op
I compete
bokst op
you compete
bokst op
he/she/it competes
boksen op
we compete
boksen op
you all compete
boksen op
they compete
Present perfect tense
heb opgebokst
I have competed
hebt opgebokst
you have competed
heeft opgebokst
he/she/it has competed
hebben opgebokst
we have competed
hebben opgebokst
you all have competed
hebben opgebokst
they have competed
Past tense
bokste op
I competed
bokste op
you competed
bokste op
he/she/it competed
boksten op
we competed
boksten op
you all competed
boksten op
they competed
Future tense
zal opboksen
I will compete
zult opboksen
you will compete
zal opboksen
he/she/it will compete
zullen opboksen
we will compete
zullen opboksen
you all will compete
zullen opboksen
they will compete
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opboksen
I would compete
zou opboksen
you would compete
zou opboksen
he/she/it would compete
zouden opboksen
we would compete
zouden opboksen
you all would compete
zouden opboksen
they would compete
Subjunctive mood
bokse op
I compete
bokse op
you compete
bokse op
he/she/it compete
bokse op
we compete
bokse op
you all compete
bokse op
they compete
Past perfect tense
had opgebokst
I had competed
had opgebokst
you had competed
had opgebokst
he/she/it had competed
hadden opgebokst
we had competed
hadden opgebokst
you all had competed
hadden opgebokst
they had competed
Future perf.
zal opgebokst hebben
I will have competed
zal opgebokst hebben
you will have competed
zal opgebokst hebben
he/she/it will have competed
zullen opgebokst hebben
we will have competed
zullen opgebokst hebben
you all will have competed
zullen opgebokst hebben
they will have competed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgebokst hebben
I would have competed
zou opgebokst hebben
you would have competed
zou opgebokst hebben
he/she/it would have competed
zouden opgebokst hebben
we would have competed
zouden opgebokst hebben
you all would have competed
zouden opgebokst hebben
they would have competed
Present bijzin tense
opboks
I compete
opbokst
you compete
opbokst
he/she/it competes
opboksen
we compete
opboksen
you all compete
opboksen
they compete
Past bijzin tense
opbokste
I competed
opbokste
you competed
opbokste
he/she/it competed
opboksten
we competed
opboksten
you all competed
opboksten
they competed
Future bijzin tense
zal opboksen
I will compete
zult opboksen
you will compete
zal opboksen
he/she/it will compete
zullen opboksen
we will compete
zullen opboksen
you all will compete
zullen opboksen
they will compete
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opboksen
I would compete
zou opboksen
you would compete
zou opboksen
he/she/it would compete
zouden opboksen
we would compete
zouden opboksen
you all would compete
zouden opboksen
they would compete
Subjunctive bijzin mood
opbokse
I compete
opbokse
you compete
opbokse
he/she/it compete
opbokse
we compete
opbokse
you all compete
opbokse
they compete
Du
Ihr
Imperative mood
boks op
compete
bokst op
compete

Examples of opboksen

Example in DutchTranslation in English
Daar kun je moeilijk tegen opboksen.It's kind of hard to compete with that.
Hij kan opboksen tegen alle anderen, zelfs Titan.He can compete with any of these clowns out here, including Titan.
Hoe moeten we opboksen tegen een programma... dat de beste spelers binnenhaalt door beurzen te verstrekken?How are we supposed to compete against a program... that pulls in the best players with the wave of a scholarship?
Ik ga niet opboksen tegen haar, goed?I'm not gonna compete with her, okay?
Ik kan niet opboksen tegen Simone.Who are we kidding? I can't compete with Simone.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opboeien
do
opboenen
polish
opbollen
compete
opbouwen
build

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'compete':

None found.
Learning languages?